Frans leesvaardigheid Flashcards
Ou bien
Ofwel, met andere woorden (Toevoeging/opsomming)
ainsi que
net als (Toevoeging/opsomming)
en d’autres termes, en d’autres mots, autrement dit
Met andere woorden (Toevoeging/opsomming)
notamment
Met name (Toevoeging/opsomming)
par exemple
Bijvoorbeeld (Toevoeging/opsomming)
en outre / en plus/ de plus
bovendien (Toevoeging/opsomming)
également
Ook, eveneens (Toevoeging/opsomming)
entre autres
Onder andere (Toevoeging/opsomming)
d’une part … d’autre part…
Aan de ene kant … aan de andere kant …. (Toevoeging/opsomming)
premièrement
Ten eerste (Toevoeging/opsomming)
à savoir
Namelijk (Toevoeging/opsomming)
d’autant plus que
Vooral omdat (Toevoeging/opsomming)
Au contraire!
Integendeel! Juist niet! (Tegenstelling)
Par contre
Daarentegen (Tegenstelling)
en revanche
Daarentegen (Tegenstelling)
alors que
Terwijl (Tegenstelling)
tandis que
Terwijl (Tegenstelling)
quand-même
Toch (Tegenstelling)
tout de même
Toch (Tegenstelling)
toutefois
Toch (Tegenstelling)
cependant
Toch (Tegenstelling)
pourtant
Toch (Tegenstelling)
Quoique
Hoewel (Tegenstelling)
néanmoins
Desalniettemin (Tegenstelling)