Frans leesvaardigheid Flashcards
Ou bien
Ofwel, met andere woorden (Toevoeging/opsomming)
ainsi que
net als (Toevoeging/opsomming)
en d’autres termes, en d’autres mots, autrement dit
Met andere woorden (Toevoeging/opsomming)
notamment
Met name (Toevoeging/opsomming)
par exemple
Bijvoorbeeld (Toevoeging/opsomming)
en outre / en plus/ de plus
bovendien (Toevoeging/opsomming)
également
Ook, eveneens (Toevoeging/opsomming)
entre autres
Onder andere (Toevoeging/opsomming)
d’une part … d’autre part…
Aan de ene kant … aan de andere kant …. (Toevoeging/opsomming)
premièrement
Ten eerste (Toevoeging/opsomming)
à savoir
Namelijk (Toevoeging/opsomming)
d’autant plus que
Vooral omdat (Toevoeging/opsomming)
Au contraire!
Integendeel! Juist niet! (Tegenstelling)
Par contre
Daarentegen (Tegenstelling)
en revanche
Daarentegen (Tegenstelling)
alors que
Terwijl (Tegenstelling)
tandis que
Terwijl (Tegenstelling)
quand-même
Toch (Tegenstelling)
tout de même
Toch (Tegenstelling)
toutefois
Toch (Tegenstelling)
cependant
Toch (Tegenstelling)
pourtant
Toch (Tegenstelling)
Quoique
Hoewel (Tegenstelling)
néanmoins
Desalniettemin (Tegenstelling)
Même si
Zelfs als/ ookal (Tegenstelling)
au lieu de
In plaats van (Tegenstelling)
or
Welnu (Tegenstelling)
avant de (commencer)
Voor (Tijd)
Avant que (on commence)
Voordat (Tijd)
jusqu’au moment où
Tot het moment dat (Tijd)
au début
In het begin (Tijd)
jusqu’`a (ce que)
Totdat (Tijd)
lors de
Tijdens (Tijd)
enfin
Tenslotte (Tijd)
à partir de
vanaf (Tijd)
d’abord
Ten eerste (Tijd)
puis
Vervolgens, daarna (Tijd)
pendant (que)
tijdens (Tijd)
après (que)
Na(dat) (Tijd)
quand
Toen, wanneer (Tijd)
désormais
Voortaan (Tijd)
ensuite
Vervolgens (Tijd)
lorsque
Terwijl (Tijd)
depuis (que)
Sinds (Tijd)
dès (que)
Zodra (Tijd)
en même temps
tegelijkertijd (Tijd)
finalement
tenslotte (Tijd)
car
Want (Oorzaak/reden)
Comme (aan het begin van de zin!)
Aangezien, omdat (Oorzaak/reden)
à cause de
Vanwege (Oorzaak/reden)
parce que
Omdat (Oorzaak/reden)
vu que
Gezien het feit dat (Oorzaak/reden)
faute de
Bij gebrek aan (Oorzaak/reden)
puisque
Omdat immers (Oorzaak/reden)
d’autant plus que
Des te meer omdat (Oorzaak/reden)
grâce à
Dankzij (Oorzaak/reden)
c’est que
Dat is omdat, dat komt omdat (Oorzaak/reden)
du fait que
doordat (Oorzaak/reden)
en effet
Inderdaad (Oorzaak/reden)
Alors
Dus (Gevolg)
Par conséquent
Daardoor (Gevolg)
donc
Dus (Gevolg)
c’est pourquoi
Dat is omdat/ daarom (Gevolg)
de (telle) façon que
Zodanig dat (Gevolg)
se sorte que
Zodat (Gevolg)
Tellement… que/ si ….. que…
Zó (bijv. nv.) dat … (Gevolg)
tel … que/ tant …. que
Zó (bijwo.) dat … (Gevolg)
Si
Als (Voorwaarde)
au cas où
In het geval dat (Voorwaarde)
à condition que
Op voorwaarde dat/ mits (Voorwaarde)
sauf si
Behalve als (Voorwaarde)
pourvu que
Op voorwaarde dat/mits (Voorwaarde)
sans que
Zonder dat (Voorwaarde)
à moins que
Tenzij (Voorwaarde)
à supposer que
Gesteld dat (Voorwaarde)
de même (que)
Evenals (Vergelijking)
Ainsi (que)
Zoals (daarna volgt vaak een voorbeeld) (Vergelijking)
comme (si)
Alsof (Vergelijking)
pour
Om (te) (Doel)
afin que
Om te (Doel)
Afin de
Zodat (Doel)
dans le but de (+ infinitief)
Met als doel om te (ww) (Doel)
C’est-à-dire
Dat wil zeggen (Verklaring)