Frans hfst. 5-B3 (zinnen) Flashcards
1
Q
Wat heb je?
A
Qu’est-ce que tu as?
2
Q
Ik heb hoofdpijn.
A
J’ai mal à la tête.
3
Q
Ik heb 39 graden koorts.
A
J’ai 39 de fièvre.
4
Q
Ik heb een ongeluk gehad.
A
J’ai eu un accident.
5
Q
Ik heb een gebroken arm.
A
J’ai le bras cassé.