Frans hfst. 5-A3 (zinnen) Flashcards
1
Q
Gaat het?
A
Ça va?
2
Q
Nee, ik denk dat ik ziek ben.
A
Non, je pense que je suis malade.
3
Q
Ik voel me niet goed.
A
Je ne me sens pas bien.
4
Q
Ga je naar de dokter?
A
Tu vas voir le docteur?
5
Q
Ja, ik heb vanmiddag een afspraak.
A
Oui, j’ai rendez-vous cet après-midi.
6
Q
Nee, ik blijf in bed.
A
Non, je reste au lit.