FMH Thema 4 Flashcards
Hoe heet het model van Cott
Continuum movement model
Van wie is het continuum movement modell
Cott
Wat staat er centraal in het model van Cott?
De patient
Noem de 9 onderdelen van het model van Cott
- moleculair
- subcellulair
- Cellulair
- weefsel
- orgaansysteem
- onderdeel van het lichaam
- Lichaam
- Persoon in de omgeving
- Persoon in de maatschappij
Noem de drie lagen van het model van Cott
- interne factoren
- individual/environmental interface
- external factors
Welke drie vragen moeten altijd worden beantwoord in het model van Cott?
- Welke interne factoren hebben invloed (kijk naar het lijf)
- Welke externe factoren hebben invloed (kijk naar de psyche)
- Wat is het instapniveau van de patient (kijk naar de externe factoren)
Wat zijn de 8 onderdelen van het orienterend onderzoek?
- Anamnese
- ADL onderzoek
- Inspectie
- orienterende palpatie
- Actief onderzoek
- Passief onderzoek
- Weerstand onderzoek
- Specifiek myogeen onderzoek
Welke meetinstrumenten kun je kiezen voor het beoordelen van de problematische handeling? (noem er 6)
- PSK
- HOOS/KOOS
- GALN
- TUG
- AFI
- Lysholm
Welke onderdelen staan er minimaal in een fysiotherapeutische diagnose?
- leeftijd en contractreden patient.
- Gezondheidsproblemen qua aard
- Gezondheidsproblemen qua beloop
- gezondheidsproblemen qua prognose
- Onderliggende medische factoren
- externe/omgevingsfactoren
- persoonlijke factoren
Wat is medische trainingstherapie?
trainen van functionele problemen binnen het bewegingsapparaat conform de fysiologische trainingsleer.
Wat is coördinatie?
bewegen is een complex samenspel van zowel het centraal als het perifeer zenuwstelsel als de spieren en gewrichten. Dit complexe samenspel wordt samengevat onder het begrip coördinatie. De organisatie van het motorische systeem.
Welke elementen spelen een rol bij coordinatie?
kracht, richting en snelheid
Wat is stabiliteit?
het in de juiste stand houden van de botuiteinden t.o.v. elkaar om daarmee een houding te handhaven en/of beweging mogelijk te maken.
Welke systemen spelen een rol bij stabiliteit?
het passieve systeem (kapsel, banden, botten)
Het actieve systeem (spieren)
Het neurale systeem (de bewegingssturing, sensoren en receptoren, zenuwen, ruggenmerg en hersenen)
Welke stappen neem je volgens Fitts & Posner bij het motorisch leren?
- cognitief
- Associatief
- Autonoom
Wat zijn de kenmerken van de cognitieve fase?
- veel voordoen en nadoen
- Veel fouten
- adequate feedback is belangrijk
- Trial and error
- Geen vermoeidheid
Wat zijn de kenmerken van de associatieve fase?
- procedureel leren
- Hoeft nog niet geheel vlekkeloos
- PT in staat eigen fouten op te sporen
- veel variatie in oefenstof
- naast feedback op uitvoering nu ook feedback op resultaat
- geen vermoeidheid
Wat zijn de kenmerken van de autonome fase?
- aandacht voor andere processen
2. Nauwkeurigheid, timing en snelheid nemen toe
Wat zijn de parameters voor stabiliteitstraining?
- neuromusculaire overload rondom het gewricht
en/of
de oefening is technisch niet meer uitvoerbaar (1 correctie is toegestaan, daarna wordt de oefening gestaakt) - Veel series worden uitgevoerd (4-6), variatie tussen de series is gewenst
- Herhalingen: 3 tot maximaal 40
- Seriepauze is 10-30 seconden. Duur van de pauze dusdanig ter preventie van vermoeidheid
- bewegingssnelheid is afhankelijk van oefening en functie
Noem de 4 fasen van revalidatie
- acute fase
- basis training
- vermogensfase
- return to play
Wat zijn de kenmerken van A-delta pijn?
- primaire pijn
- fylogenetisch relatief jong
- Kleiner receptief gebied, overlappen minder en dringen meer oppervlakkig door in de huid
- Lokale pijn
- Goed lokaliseerbaar
Wat zijn de kenmerken van C-vezel pijn?
- secundaire pijn
- fylogenetisch relatief ouder
- dunne langzame ongemyeliniseerde vezel
- diffuse pijn
- slecht lokaliseerbaar
Welke prikkeling mag niet optreden tijdens een training?
C-vezel prikkeling, deze kan leiden tot weefselschade.
Welke factoren zijn van invloed op het prestatievermogen van een persoon?
- persoonlijke psychische eigenschappen
- aanleg, constitutie en gezondheid
- techniek
- tactiek
- conditionele factoren
Hoe train je stabiliteit?
- neuromusculaire overload rondom het gewricht
- De oefening is technisch niet meer uitvoerbaar (1 correctie is toegestaan, daarna wordt de oefening gestaakt)
- Veel series worden uitgevoerd (4-6). Variatie tussen de series is gewenst.
- Herhalingen: 3 tot maximaal 40
- Seriepauze is 10-30 seconden Duur van de pauze dusdanig ter preventie van vermoeidheid
- Bewegingssnelheid afhankelijk van oefening en functie
Wat zijn de kenmerken van een stabiliteitstraining in de cognitieve fase?
- Veel voordoen
- Patient doet therapeut na
- Veel fouten zijn toegestaan
- adequate feedback van belang: knowledge of performance and result
- Trail and error
Wat zijn de kenmerken van een stabiliteitstraining in de associatieve fase?
- procedureel leren
- Hoeft nog niet vlekkeloos
- Patient is in staat eigen fouten op te sporen
- Veel variatie in oefenstof
- Feedback knowledge of results
Wat zijn de kenmerken van een stabiliteitstraining in de autonome fase?
- aandacht vrij voor andere processen
- Nauwkeurigheid, timing en snelheid nemen toe
- Nauwkeurige feedback van belang: knowledge of performance en result.
Welke onderdelen zijn minimaal aanwezig in de fysiotherapeutische diagnose?
- Leeftijd patient
- contractreden patient
- Gezondheidsprobleem qua aard, beloop en prognose
- Tijdslijn (beloop van het herstel)
- Te verwachten herstel
Noem 7 herstelbelemmerende factoren
- Leeftijd
- aard van het getroffen weefsel
- Algemene gezondheid/nevendiagnosen
- Recidieven
- Stress als persoonlijke factor
- Stress als exogene factor
- gedragsmatige factoren als gele vlaggen
Noem 5 trainingswetten
- supercompensatie
- Overload
- Verminderde meeropbrengst
- Duurzaamheid
- specificiteit
Leg “supercompensatie” uit.
Indien de training juist is gedoseerd wat betreft omvang en intensiteit en de rust lang genoeg is, dan komt dit herstel uit op een hoger niveau dan voorheen.
Leg “overload” uit.
Trainingen moeten in principe steeds zwaarder en langer worden dan het oorspronkelijke uitgangsniveau. Het zwaarder worden van de trainingen kan worden uitgedrukt in omvang of in intensiteit van de training.
Leg “verminderde meeropbrengst” uit.
Het opdrijven van de trainingsarbeid en het principe van supercompensatie kent zijn grenzen. In het beginstadium van de trainingen zal men enorme progressie maken door een trainingsprikkel te geven. De meeropbrengst van die training zal met de tijd afnemen.
Leg “duurzaamheid” uit.
Prestatieverbetering die tot stand is gekomen als gevolg van een lange periode van training zal, als deze training door omstandigheden een tijdje niet kan worden uitgevoerd, langzaam verminderen.