examenidioom h16 Flashcards
1
Q
enterprise
A
onderneming
2
Q
to merge
A
fuseren
3
Q
occupation
A
beroep
4
Q
to employ
A
in dienst hebben
5
Q
labourer
A
arbeider
6
Q
executive
A
directeur, leidinggevende
7
Q
clerical
A
administratief
8
Q
contractor
A
aannemer
9
Q
apprenticeship
A
stage
10
Q
demanding
A
veeleisend
11
Q
accountable
A
verantwoordelijk
12
Q
diligent
A
ijverig
13
Q
strike
A
staking
14
Q
shift
A
ploeg, dienst
15
Q
prospects
A
vooruitzichten
16
Q
to assign
A
opdragen
17
Q
to obtain
A
verkrijgen
18
Q
to accomplish
A
bereiken
19
Q
to hire
A
aannemen
20
Q
redundancies
A
ontslagen, werklozen
21
Q
to dismiss
A
ontslaan
22
Q
to resign
A
ontslag nemen
23
Q
to submit
A
inleveren
24
Q
post
A
baan
25
vacancy
vacature
26
to cooperate
samenwerken
27
effort
inspanning
28
union
vakbond
29
negotiation
onderhandeling
30
term
voorwaarde
31
prerequisite
vereiste
32
agreement
overeenkomst
33
disposal
beschikking
34
to participate
deelnemen
35
job centre
arbeidsbureau
36
employment agency
uitzendbureau
37
temp
uitzendkracht
38
to do for a living
voor de kost doen
39
supply and demand
vraag en aanbod
40
benefit
uitkering
41
bedrijfsleven
industry
42
fabriceren
to manufacture
43
personeel
staff
44
werkgever
employer
45
werknemer
employee
46
stagiair
apprentice
47
beroep
profession
48
vooruitzichten
prospects
49
aangesteld worden
to be appointed
50
solliciteren naar
to apply for
51
ontslaan
to fire
52
sollicitatiegesprek
job interview
53
vereiste
requirement
54
verantwoordelijkheid
responsibility
55
omstandigheden
conditions