Examen wiskunde kerst Flashcards

1
Q

Wat zijn de notaties ?

A

P
N
S
n
V

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de betekenis van de notaties?

A

P: populatie

N: (aantal elementen van P ) populatieomvang

S: steekproef

n: (aantal elementen van S) steekproefomvang

V: uitkomstenverzameling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de populatie

A

dit onderzoek is gericht op een groep waarvan we een bepaalde eigenschap willen bestuderen

alle leerlingen van de desbetreffende school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is de populatieomvang

A

het aantal elementen van een populatie noemen we de populatieomvang

aantal leerlingen van de school van Arne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een steekproef

A

omdat school te groot is , concentreert Arne zijn onderzoek op een deel van populatie

de onderzochte gegevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is spreekproefomvang

A

het aantal elementen van een steekproef

aantal ondervraagde leerlingen van de school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is variabele

A

Het onderwerp van het onderzoek, namelijk de wijze waarop een leerling naar school komt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is uitkomsten of waarnemingsgetallen

A

De resultaten van een onderzoek of experiment is de uitkomsten of waarnemingsgetallen

De verzameling van alle elementen die als mogelijke uitkomsten kunnen optreden is de uitkomsgsetallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een steekproef is representatief als:

A

het aantal waarnemingen voldoende groot is

de elementen ervan willekeurig of aselect gekozen worden
of lukraak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is een lijndiagram

A

./’./’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een staafdiagram

A

_
|| ||

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cirkeldiagram

A

cercle

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

dotplot

A

. . .
. . .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

stengelbladdiagram

A

3| 2 5
4| 8 7 5
5 | 5 6 6
6 | 2 3 1
7| 1 4 5
8| 3 4 6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een numeriek (of kwantitatief) gegeven

A

Als we de lichaamslengte opmeten van bepaalde personen, dan kunnen we met die meetresultaten gaan rekenen.

BV : we kunnen de gemiddelde lichaamslengte bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In numeriek gegeven is 2 soorten:

A

Discrete gegevens
continue gegevens

17
Q

Wat is discrete gegevens

A

de uitkomstenverzameling telt slechts een bepaald aantal elementen

bv: aantal kinderen in een gezin,
aantal doelpunten in een voetbalmatch
aantal dagen vakantie
aantal kamers in een huis

18
Q

Wat is continue gegevens

A

de uitkomstenverzameling bevat reële waarden binnen een bepaald interval

bv: lichaamslengte,
massa van een boekentas
temperatuur

19
Q
A