Examen aardrijkskunde kerst Flashcards

synthese partie 1

1
Q

De 4 sferen

A

Atmosfeer
Geosfeer
Hydrosfeer
biosfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

definitie atmosfeer

A

gaslaag die onze planeet omringt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

atmosfeer
landschapsvormende laag:

A

klimaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vb
atmosfeer

A

temperatuur, wolken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

onderste deel atmosfeer

A

troposfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe… , hoe …..

(troposfeer )

A

Hoe verder van de aarde, hoe kouder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In de troposfeer wordt …

A

weer en klimaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

biosfeer definitie

A

omvat alle leven op de planeet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

landschapsvormende laag van biosfeer :

A

natuurlijke plantengroei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vb biosfeer

A

bomen, mens, dieren, bacterïen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In de ….
In de …
In de …
biosfeer

A

in de vaste aardbodem
in de lucht
in het water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geosfeer definitie

A

Verwijst naar alle gesteenten van de aarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

landschapsvormende laag : geosfeer

A

reliëf, bodem, ondergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

vb
geosfeer

A

gebergte, rotsen, gesteenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

onderste deel geosfeer

A

lithosfeer en mantel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gesteenten worden ingedeeld in ….

geosfeer

A

losse gesteenten en vaste gesteenten. Ze kunnen verweren en eroderen , getransporteerd en sedimenteren

17
Q

hydrosfeer definitie

A

Omvat al het water op of nabij het aardoppervlak

18
Q

landschapsvormende laag : hydrosfeer

A

water

19
Q

vb hydrosfeer

A

oceaan, gletsjer

20
Q

twee soorten water :

A

zout- zoet

21
Q

Landschapsvormende lagen naar sferen :

A

natuurlijke en menselijke door elkaar

22
Q

lagen invloed op elkaar :

A

horizontale relatie
verticale relatie

23
Q

horizontale relatie :

A

op verschillende locatie
in zelfde laag

24
Q

verticale relatie :

A

op dezelfde locatie
in verschillende lagen

25
Q

verschillende landschapsvormende lagen :

A

-klimaat
-cultuurlandschap
-natuurlijke plantengroei
-water
-relief
-bodem
-ondergrond

26
Q

In verbinding met elkaar :

A

systeem aarde

27
Q

dynamisch :

A

voortdurend veranderen

28
Q

samenhang 4 sferen vb

A

waterkringloop

29
Q

waterkringloop:

A

water opwarmen en verdampen

30
Q

waterdamp …

A

stijgen en wolken vormen

31
Q

…. en …. vormen boven land

A

Condenseren en neerslag

32
Q

regenwater in … of in … naar de zee

A

grond of in rivieren

33
Q

proces ….

A

proces herhaalt zich