Dutch Verbs Flashcards
Crash
Neerstorten
Imitate
Nadoen
Guess
Raden
Save (come to the rescue)
Redden
Resolve
Oplossen
Swear by
Zweren
Translate
Vertalen
Support
Steunen
Be possible
Lukken
To spy / cheat x2
Spieken
Sjoemelen
Lead
Leiden
Refresh
Verversen
Lock
Sluiten
Annoy
Ergeren
Crave
Snakken (naar)
Undervalue
Onderwaarden
Recognise (an issue not someone)
Onderkennen
Amount to
Bedragen
Offer
Aanbieden
Walk into / hit against / collide
Aanbotsen
Indicate
Aangeven
Point out
Aanwijzen
Insist
Aandringen
Ik dring aan om een vergadering to hebben deze week
Iets is dringend
Look at
Aankijken
See how it goes
Afkijken
Register x2
Aanmelden
Opgeven (zichzelf)
Assume
Aannemen
Aangenomen
Tackle (not football)
Aanpakken
To take something off someone
Afpakken
To connect
Aansluiten
Lock up
Afsluiten
Get dressed
Aankleden
Undress
Uitkleden
Adjust to a situation or to try
Aanpassen
Try clothes on or pay attention
Aantrekken
To take off clothes you have just tried on
Uittrekken
Wank x2
Aftrekken
Rukken
Arrive
Aankomen
To get rid of something or come off something
Afkomen
Arriving by walking
Aanlopen
How something will go
Aflopen
To be affected / turn on
Aandoen
Turn off
Uitdoen
To touch someone
Aanraken
To approach by car
Aanrijden
To bump something against something
Aanstoten
To hit something against
Tegenstoten
To wine (hypercondryact)
Aanstellen
To make an application
Aanvragen (doen)
Announce
Aankondigen
Support / cheer on
Aanmoedigen
Urge
Aansporen (van/om/tot)
To hitch on
Aanhaken
To unhook / uncouple
Afhaken
Propose
Aanzoeken
Come across (bump into, things and people)
Aantreffen
To cut
Aansnijden
Exaggerate / over-colour
Aandikken
To pet
Aaien
Hesitate
Aarzelen
Amuse
Amuseren (met)
Cancel
Annuleren
Answer
Antwoorden (op)
Assimilate
Assimileren
Advise
Adviseren
Stay back
Achteraanblijven
Sit at the back
Achteraanzitten
Find out
Achterhalen
Imitate someone
Achternadoen
Dry off
Afdrogen
Cut off (behaviour)
Afkappen
Distract
Afleiden
Cool down
Afkoelen
Kick off
Aftrappen
Meet or agree
Afspreken (met/bij) of (dat)
Cross off
Afvinken
Wonder / consider / ask yourself
Afvragen
Wait and see
Afwachten
Do the dishes
Afwassen
Weigh up
Afwegen
Put off (an appointment)
Afzetten
Turn on (an appliance)
Aanzetten
Turn off
Uitzetten
Cancel an appointment
Afzeggen
Finish something
Afmaken
Lose weight
Afvallen
To have regret
Berouwen hebben van
Possessed to behave
Bezielden
Fool someone
Belazeren
Disadvantage
Benadelen
Begin
Beginnen (aan)
To be annoyed / so annoying
Baalen
Blabber
Babbelen
Bake
Bakken
Burst
Barsten
Blow
Blazen
Keep up
Bijhouden
To catch up chatting
Bijkletsen
Recover / chill
Bijkomen
Bite
Bijten
Enter / penetrate
Binnendringen
To turn out
Blijken
Stay
Blijven
Block
Blokkeren
Build
Bouwen
Roar
Brullen
Bend over
Bukken
Order (for the table)
Bestellen
Move
Bewegen
Visit
Bezoeken
Enter
Binnenkomen
Burn
Branden
To break
Breken
Bring
Brengen
Bend
Buigen
Browse
Bladeren
Contain / involve / concern
Betreffen
E-Mail met een uitnodiging
To be pregnant or a place suit you
Bevallen
To obstruct
Belemmeren
To go off
Bederven
To threaten
Bedreigen
To complain
Beklagen (over)
Think of something
Bedenken
Mean / clarify
Bedoelen
Control
Beheersen
Manage
Beheren
To determine
Bepalen
To influence
Beïnvloeden
Invest x2
Beleggen
Investeren
Achieve
Bereiken
Heb je iets bereiken
Ik heb het bereikt
To decide
Beslissen
To dedicate time
Besteden
Govern
Besturen
Pay
Betalen
Involve / concern
Betreffen
Affirm / validate
Bevestigen
Describe
Beschrijven
Process (take time to)
Bewerken
Think of
Bedenken
To offer
Bieden
To pray
Bidden
Bid(t)
Bad / Baden
Gebeden
Prove
Bewijzen
Keep safe
Bewaren
Find oneself
Bevinden
Get caught (in the act)
Betrappen (op)
Extinguish
Blussen
Include / involve
Betrekken
Vrienden bij het gesprek
Signify
Betekenen
To handle / treat / deal with
Behandelen
Ik behandel deze vraag later
De masseuse behandeld de vrouw
Ik behandel de kind met vriendelijke woorden
Exist
Bestaan
To protect
Beschermen (van)
Emphasise
Benadrukken
Save (money or time)
Besparen
To experience
Beleven
Call (phone)
Bellen
Grope
Betasten
Answer (back)
Beantwoorden
Understand
Begrijpen
Preserve (things)
Behouden
Make yourself known or famous
Bekendmaken
To confess x3
Bekennen
Vergelijkbaar met toegeven
Biechten
Look at / review
Bekijken
Promise
Beloven
Judge
Beoordelen
Limit (certain)
Beperken
Visit
Bezoeken
To bleep
Bliepen
Chill
Chillen
Claim x2
Claimen
Beweren
Communicate
Communiceren
Compliment
Complimenteren
Compute
Computeren
Condone
Condoleren
Compromise
Comprimeren
Conform
Conformeren
Note
Constateren
Coordinate
Coördineren
Cultivate
Cultiveren
Control / monitor
Controleren
Concentrate
Concentreren (op)
Clash
Clashen
Thank
Danken (an)
Keep walking
Doorlopen
Keep going
Doorgaan
Insist (get through)
Doordringen
Dance
Dansen
Share
Delen
Think
Denken (naar/aan)
Do
Doen
Push closed
Dichtdrukken
Stick closed
Dichtplakken
Get through
Doorbrengen
Realise (do you understand)
Doorhebben
Get through (a period)
Doorkomen
See through
Doorzien
Shower
Douchen
Turn
Draaien
Push
Duwen
Drink
Drinken
Dare
Durven
Decline
Dalen
Conduct
Drijven
Cover (a table)
Dekken
Degrade
Degraderen
Figure out through investigation
Dokteren (uit te)
To interpret
Interpreteren
To dim
Dimmen
To press
Drukken
Dive / duck
Duiken
To last
Duren
Close (a door or window)
Dichtdoen
Slam closed
Dichtslaan
Serve
Dienen
Opdienen (serve up)
Document
Documenteren
Wander (without direction)
Dwalen
Insist
Dringen
Force
Dwingen
Dream
Dromen
Emigrate
Emigreren
Recognise (someone or something)
Herkennen
Eat
Eten
Bike
Fietsen
Whistle
Fluiten
Whisper
Fluisteren
Function
Functioneren
Look like - physical
Eruitzien
Find out
Erachter te komen
Focus
Focussen (op)
To end
Eindigen (met)
Use
Gebruiken
Believe
Geloven
Shine
Glimmen
Approve
Goedkeuren
Get along with or approve
Goedvinden
Grab / grasp
Grijpen
Get caught
Gesnapten (zijn)
Border
Grenzen (aan)
Grow
Groeien
Scream / Schriek
Gieren
Snatch
Grissen
Go
Gaan
Happen
Gebeuren
Behave
Gedragen
Count (towards)
Gelden
Enjoy
Genieten
Give
Geven
Smile
Glimlachen
Slide through
Glippen
Throw
Gooien
Dig
Graven
Greet
Groeten
Grant
Gunnen
Slide
Glijden
Gleed
Rush
Haarsten
Get / fetch
Halen
Hang
Hangen
Hate
Haten
Help
Helpen
Repeat (voice and a training session, but not a day)
Herhalen
Remember (a meeting or a memory)
Herinneren
Reread
Herlezen
Recover / restore (a person)
Herstellen
Remarry
Hertrouwen
Reform
Hervormen
See again
Herzien
Have
Hebben
To be called
Heten
Resume
Hervatten
Cough
Hoesten
Have to
Hoeven
Hear / belong
Horen
Keep / hold / love
Houden
Keep (less literal)
Houwen
Cry
Huilen
Hire
Huren
Rule
Heersen
Hope
Hopen
Reuse
Herbruiken
Lift oneself (literally)
Hijsen (zichzelf)
Imitate
Imiteren
Immigrate
Immigreren
Import
Importeren
Breathe in
Inademen
Inform
Informeren
Hand in
Inleveren
Frame (literally)
Inlijsten
Enable
Inschakelen
Rub in
Insmeren
To interest
Interesseren
Hunt
Jagen
Collapse
Instorten
Go in
Ingaan
Give in
Ingeven
Overtake
Inhalen
Entail
Inhouden
Warm up (practice)
Inkomen
Let in
Inlaten
Initiate / preface
Inleiden
Take in
Innemen
Sign in
Inschrijven
Sleep in
Inslapen
Board (a train)
Instappen
Settle in x2
Instellen / installeren
Play cards
Kaarten
To calm
Kalmeren
Cut it out
Kappen
Know someone or stuff
Kennen
To argue / bicker
Kibbelen
Choose
Kiezen
Look
Kijken (naar)
Pinch
Klemmen
Climb
Klimmen
Die berg beklimmen
Popping / banging
Knallen
Cuddle
Knuffelen
Craft (things)
Knutselen
Cook
Koken
Come
Komen
Buy
Kopen
Screech / Schriek
Krijsen
Groan
Kreunen
Cross
Kruisen
Crawl
Kruipen
Knock
Kloppen
To sound
Klinken
Klink(t)
Klonk / Klonken
Geklonken
Complain
Klagen
Get to know someone / introduce yourself
Kennismaken
Chew
Kauwen
Clap
Klappen
To make a mess x2
Knoeien
Klooien
Tickle
Kietelen
Babble
Lallen
To land
Landen
Let / let’s
Laten
Empty (a bath)
Leeglopen
Legalise
Legaliseren
Empty
Legen
Lay something
Leggen
Legitimise
Legitimeren
Lead
Leiden
Learn
Leren
Let (something or something)
Letten
Lean
Leunen
Live (alive / live you life)
Leven
Read
Lezen
Lie (to someone)
Liegen
Glue
Lijmen
Lie down
Liggen
Suffer
Lijden
Seem(s) like
Lijken
Lurk / peak
Loeren
Walk
Lopen
Listen
Luisteren (naar)
Talk nonsense
Lullen
Lunch
Lunchen
Stay at someone’s
Logeren (bij)
Mow
Maaien
Like (someone)
Magen
Bring with you
Meebrengen
Experience more literal
Meemaken
Turn out for the better
Meevallen
Report
Melden
Manage (simple)
Menageren
Mean
Menen
Notice
Merken
Mix
Mengen
Misuse
Misbruiken
Mishandle
Mishandelen
Go wrong
Misgaan
Miss
Missen
Mobilise
Mobiliseren
Must
Moeten
Sulk
Mokkelen
Grumble
Mopperen
Motivate
Motiveren
Can / may
Mogen
Take with you
Meenemen
Go with you
Meegaan
Screw
Naaien
Think over
Nadenken
Imitate
Nadoen
Reverberate
Nadreunen
Consider / with empathy
Nagaan
Examine / review
Nakijken
To come down to
Neerkomen
Let down / lower
Neerlaten
Put down
Neerleggen
Crash
Neerstorten
Countdown
Neertellen
Aftellen
Deny
Negeren
Take
Nemen
Shag
Neuken
Name
Noemen
Note down
Noteren
Suggest
Opperen
Practice
Oefenen
Embrace
Omarmen
Hug
Omhelzen
Breakfast
Ontbijten
Meet for first time
Ontmoeten
To explode (anger)
Ontploffen
Escape from
Ontsnappen (aan)
To relax
Ontspannen
To design
Ontwerpen
To develop
Ontwikkelen
To turn on (sexually)
Op te geilen
To assign / commission
Opdragen
To open
Openen
Annul / abolish
Opheffen
Left to me to pay sort
Opdraaien (voor)
Break (the rules)
Overtreden
Clear up
Opklaren
Establish
Oprichten
Pep up
Oppeppen
Clean up (your stuff)
Opruimen
Optimise
Optimaliseren
Perform
Optreden
Excite (sexually)
Opwinden
Organise
Organiseren
Bridge over
Overbruggen
Exaggerate
Overdrijven
Dominate
Overheersen
De stem overheerst de ruimte
Een persoon is meer aan het domineren
Cross over
Oversteken
Convince
Overtuigen
Overtuigd (van)
Swept away
Overvallen
Test
Overhoren
Overhear
Afluisteren
Rekindle
Opflakkeren
Turn around
Omdraaien
To deal with / live with it
Omgaan
Change clothes
Omkleden
Turn over (an event)
Omslaan
Convert
Omzetten
Interrupt
Onderbreken
Negotiate
Onderhandelen
Maintain
Onderhouden
Underestimate
Onderschatten
Support
Ondersteunen
To Sign
Ondertekenen
Research
Onderzoeken
Discover
Ontdekken
To get rid of
Ontdoen
Hij probeert zich te ontdoen van slechte gewoontes (reflexive if self)
Hij wilde haar ontdoen van alle zorgen
Escape x2
Ontsnappen
Ontkomen (aan)
Remember (a fact)
Onthouden
Deny
Ontkennen
Originate (from/due to)
Ontstaan
Receive (something) / get it (a parcel)
Ontvangen
Ontving / ontvingen
Ontvangen
Ik ontving jouw eisen
Judge
Oordelen
Call up
Opbellen
Build up
Opbouwen
Bring up
Opbrengen
Eat up
Op eten
Give up
Opgeven
Pick up (someone from a station, from a shop)
Ophalen
To stop with something you’re doing
Ophouden
Stand up for
Opkomen (voor)
Train (career) / raise
Opleiden
Underline
Onderstrepen
Be aware / pay attention
Opletten
Yield / produce
Opleveren
Record
Opnemen
To take up
Oppakken
Look after (a baby or child)
Oppassen
Hurry up
Opschieten
Store
Opslaan
Lift up
Optillen
Notice / realise
Opvallen
Raise (children)
Opvoeden
Cancel (give something up)
Opzeggen
Set up (less formal)
Opzetten
To boast / brag
Opscheppen (over)
Open something (a can)
Openmaken
Operate
Opereren
Switch over
Overgaan
Persuade (person … and situation)
Overhalen (van … om)
Consider
Overwegen
Weigh up
Opwegen
Left over
Overblijven
Overthink
Overdenken
Redo
Overdoen
Overcome / happen to
Overkomen
Pass away
Overleden
Discuss
Overleggen
Take over
Overnemen
Overestimate
Overschatten
Skip (a page / session)
Overslaan
Oversee
Overzien
Exaggerate
Overdrijven
Unbolt (a phone)
Ontgrendelen
Get over
Overeenkomen
Lift off
Opstijgen
Get along with
Overweg kunnen (met)
To pack
Pakken
To park
Parkeren
Fit
Passen
Gauge
Peilen
Worry
Piekeren (over)
To place
Plaatsen
Find a space
Plaatsvinden
Attack
Aanvallen
Tease
Plagen
Stick
Plakken
Pick / pluck
Plukken
Plunder
Plunderen
Speak
Praten (tegen)
Present
Presenteren
Try
Proberen
Taste
Proeven
Profit
Profiteren
Protest
Protesteren
Publish
Publiceren
Pick (nose, in holes)
Peuteren
Promote
Promoveren
Jab
Prikken
Pair
Paren
Perform
Presteren
Tinker
Prutsen
Reach / touch
Raken
Rattle
Ratelen
Rationalise
Rationaliseren
Rage
Razen
React
Reageren
Realise
Realiseren
Arrange / sort out
Regelen
Travel
Reizen
Calculate
Rekenen
Brake
Remmen
Run
Rennen
Jog
Hardlopen
Renovate
Renoveren
Repair
Repareren
Reserve
Reserveren
Drive
Rijden
Row
Roeien
Shout / call
Roepen
Stir
Roeren
Smoke
Roken
Roll
Rollen
To smell
Ruiken
Swap
Ruilen
Clean (your stuff)
Opruimen
Wank
Rukken
Rest
Uitrusten
Rummage
Rommelen
Skate
Schaatsen
Be ashamed
Schamen (zich voor)
Laugh out loud
Schateren
Estimate
Schatten
Divorce
Scheiden
To curse
Schelden
Differ / bother
Schelen
Rip
Scheuren
Shoot
Schieten
Shine
Schijnen
Paint
Schilderen
Clean
Schoonmaken
Scream
Schreeuwen
Write
Opschrijven
Startle
Schrikken
Sketch
Schetsen
Shock
Schrokken
Shake
Schudden
Shove
Schuiven
Tremble
Sidderen
Pass / success
Slagen
Sleep
Slappen
Swallow
Slikken
Taste
Smaken
Feast like a child
Smikkelen
Smuggle
Smokkelen
Devour enjoy (food)
Smullen
Get it / understand
Snappen
Smear / butter
Smeren
Stare
Staren
Snear
Sneren
/ go out
Sneuvelen
Play
Afspelen
Rinse
Spoelen
Speak
Spreken
Jump
Springen
Stand
Staan
Step
Stappen
Stare
Staren
Steal
Stelen
Ask / Propose
Stellen
Vote
Stemmen
Die
Sterven
Support
Steunen
Stamp
Stampen
Set up / start up x2
Stichten
Opzetten
Stop
Stoppen
Strive
Streven
Iron
Strijken
To stumble / trip
Struikelen
Stumble
Stuntelen
Send
Sturen (naar)
To beg
Smeken
Om vergeving zou smeken
Long for / crave
Snakken (naar)
Suck up
Slijmen
Kick
Schoppen
To scrape
Schrapen
Snarl
Snauwen
Fuel / put gas in
Tanken
Tax
Taxeren
Come across
Tegenkomen
Disappoint (a let down)
Tegenvallen
Draw
Tekenen
Telephone
Telefoneren
Count
Tellen
To do with
Ten maken hebben
Put right
Terechtwijzen
Return
Terugkeren
Look back x3
Terugkijken
Terugzien
Achteraf zien
Be satisfied
Tevreden
Tap
Tikken
Lift
Tillen
Allow
Toelaten
Ik let het toe dat de kinderen mag komen
Admit / concede
Toegeven
To add / apply
Toepassen
Hoe je de grammatica toepast in een zin
Add (to a list or conversation etc)
Toevoegen
Kan je als vriend of contact (op social media / telefoon toevoegen)
Zijn humour voegde veel toe aan het gesprek
Voeg een snufje zout toe aan het gerecht
Conjure
Toveren
Draw (conclusions)
Trekken
Afront / brave
Trotseren
Marry
Trouwen
Doubt
Twijfelen
Over - concrete situatie
Aan - vermoeden hebben dat iets niet waar is
Tussen - twee dingen
Shake (body)
Trillen
Plow
Ploegen
Extend / enlarge
Uitbreiden
Invite
Uitnodigen
Blow out
Uitblazen
Share among / out
Uitdelen
Go out / go on the assumption
Uitgaan
Give out
Uitgeven
Look forward to
Uitkijken
Let out
Uitlaten
Explain
Uitleggen
End a relationship
Uitmaken
Rest
Uitrusten
Pronounce
Uitspreken
Get out
Uitstappen
Stick or stand out
Uitsteken
Find out
Uitvinden
Execute / release
Uitvoeren
(Not see how it goes - dat is lopen)
Broadcast
Uitzenden
Sort / pick
Uitzoeken
Take apart
Uit elkaar halen
Validate
Valideren
Fall
Vallen
Catch
Vangen
To sail (general ship)
Varen
Voer
Tie up
Vastbinden
Fight
Vechten
Wipe
Wegen
Auction
Vielen
Change
Veranderen
Ban
Verbannen
Astonish
Verbazen
Cover up
Verdoezelen
Disappear
Verdwijnen
To poison
Vergiften
Be mistaken
Vergissen
Entangle
Verstrengelen
Grant
Vergunnen
Look forward
Verheugen
Increase
Verhogen
Move house
Verhuizen (naar)
Fuck up
Verkloten
Screw up
Verknallen
Be shy
Verlegen
Lose
Verliezen
To avoid
Vermijden
Reduce / lessen / diminish
Verminderen
Suspect
Vermoeden
Murder
Vermoorden
Humiliate
Vernederen
Afford
Veroorloven
Cause
Veroorzaken
Desire / long for
Verlangen (naar)
Ruin
Verpesten
Nurse
Verplegen
Oblige
Verplichten
Betray
Verraden
To surprise
Verrassen
Differ by
Verschillen
Addicted
Verslaven (aan)
Entangled
Verstrikken
Suffocate
Verstikken
Recite
Vertolken
Delay
Vertragen
Trust
Vertrouwen
Be bored
Vervelen
Paint
Verven
Delete / remove
Verwijderen
Soften
Verzachten
Collect / gather / assemble / compile
Verzamelen
Insure
Verzekeren
Make something up
Verzinnen
Establish / settle / plant
Vestigen
Celebrate
Vieren
Find
Vinden
Fly
Vliegen
Swear / curse
Vloeken
Flee
Vluchten
Feed
Voeden
Follow
Volgen
Forward
Voren
Form
Vormen
Fold
Vouwen
Ask
Vragen
Eat / devour / wolf
Vreten
Fear
Vrezen
Freeze
Vriezen
Fill
Vullen
Defend
Verdedigen
Earn
Verdienen
Report
Vermelden
Tempt
Verleiden (met)
Deepen / dive into (a subject)
Verdiepen
Refresh
Verversen
Cheat (at a game)
Valsspelen
Screw tight
Vastdraaien
Cling / hold on to
Vasthouden
Be stuck (in traffic)
Vaststaan
Bide / await
Verbeiden
Inherent
Erven
Hide (behind) literal and work
Verbergen (achter)
Improve
Verbeteren
Connect or link
Verbinden
Divide
Verdelen
Fall under suspicion
Verdenken
Drown
Verdrinken
Perish
Vergaan
Compare
Vergelijken
Forget
Vergeten
Rent out
Verhuren
Disguise
Verkappen
Explore
Verkennen
To reveal
Verklappen
Onthullen
Onthullend
Declare
Verklaren
Sell
Verkopen
Obtain
Verkrijgen
Abandon
Verlaten
Divest
Verleggen
Expire
Verlopen
Entertain
Vermaken
Hear / learn
Vernemen
Renew
Vernieuwen
Move (move something to another place)
Verplaatsen
Appear / show up
Verschijnen
Shift / postpone
Verschuiven
Decorate
Versieren
Beat (at a sport or match)
Verslagen
Understand (someone talking)
Verstaan
Strengthen
Versterken
Stiffen
Verstijven
Tell / recite / tell all
Vertellen (over)
Leave
Vertrekken
Threaten
Bedriegen
Fade
Vervagen
Decay
Vervallen
Rot
Rotten
Replace
Vervangen
Prosecute
Vervolgen
Expect
Verwachten
Warm / heat
Verwarmen
Make clearer
Verduidelijken
Confuse
Verwarren
Treat
Verwennen
To process (pain and literal)
Verwerken
Amaze
Verwonderen
Degenerate
Verworden
Postpone
Verzetten
Request
Verzoeken
Care / nurture
Verzorgen
Drown (your sorrows)
Verzuipen
Satisfy
Voldoen
Prepare
Voorbereiden
To persist
Voordeuren
Pretend x2
Voorgeven
Doen alsof
Pre-chew
Voorkauwen
Prefer
Voorkeuren
Prevent / avert
Voorkomen
Read out loud
Voorlezen
Enlighten
Verlichten
Give example
Voornamen
Imagine
Voorstellen
Progress
Vooruitgang boeken
Go forward
Vooruitgaan
Foresee
Voorzien
Take for granted
Voorlief nemen
Hide x2
Verschuilen (achter)
Verstoppen
Prone to / susceptible to
Vatbaar zijn (voor)
Disturb
Verstoren
Storen
Convict / sentence
Veroordelen
Condemn
Verdoemen
Disapprove
Afkeuren
Have to
Hoeven
Feel
Voelen
Blow / fan (the wind)
Waaien
Value
Waarderen
Warn
Waarschuwen
Wait
Wachten (op)
Walk (hobby)
Wandelen
Distrust
Wantrouwen
Warm
Warmen
Wash
Wassen
Go away
Weggaan
Walk away
Weglopen
Take away (from a baby)
Wegnemen
Refuse
Weigeren
Wake up
Wekken
To get used to
And unused to
Wennen
Aanwennen en afwennen
Wish
Wensen
Work
Werken
Cast / shed
Werpen
wierp
Know
Weten (of)
Point out
Wijzen (op)
Shop
Winkelen
Want
Willen
Win
Winnen
Demonstrate
Aantonen
Erase
Wissen
Sweep
Vegen
Change (one for another)
Wisselen
Live (in a place)
Wonen
Become
Worden
Wave
Wuiven
Go away / clear off
Wegwezen
Blame for / on
Wijten (aan)
Wrestle
Worstelen (met)
Bet
Wedden
Verwedden (in third person)
Seed
Zaaien
Sail
Zeilen
Send
Zenden
Set / put
Zetten
See
Zien
Be
Zijn
Sing
Zingen
Sink
Zinken
Sit
Zitten
Search
Zoeken (naar)
Kiss
Zoenen
Care / take care of something
Zorgen
Drink / booze / guzzle
Zuipen
Should or could
Zullen
To Moan / whine / winge x2
Zuren
Zaniken
Wave / sway
Zwaaien
Swim
Zwemmen
Keep silent
Zwijgen
Ik heb me hele leven gezwegen
Hij zwijgt over de andere zodat hij niet gepakt wordt
To wander / roam x2
Zwerven
Dolen
Sweat
Zweten
Swear
Zweren
Say
Zeggen (tegen)
Shame
Beschamen
Get lucky
Boffen
Injure
Verwonden
Link
Koppelen (aan)
Happen
Gebeuren
Intercept
Onderscheppen
Imagined
Verbeelden
Throw away
Wegwerpen
Discuss (before an agreement)
Bespreken
Reframe
Herformuleren
Provide (for people) x2
Zorgen
Bieden
Refuse (new)
een informeel (soms wat eigenwijs of stoer klinkend) werkwoord dat betekent: weigeren om iets te doen, vaak koppig of bewust.
Vertikken
“Ik vertik het om sorry te zeggen, hij begon!”
“Hij vertikt het gewoon om te luisteren.”
→ Hij weigert koppig om te luisteren.
Give your contrary point of view
Verleggen
Shield
Afschermen
Deliver x2
Leveren
Bezorgen
Promise
Beloven
Promise
Beloven
Belong to
Behoren
Avoid / outrun
Ontlopen
Avenge
Wreken
Wraak nemen wordt vaker gebruikt
Avenge
Wreken
Cherish
Koesteren
Nurture
Voeden
Contaminate
Besmetten
Infect x2
Infecteren
Aansteken
To figure out
Uitvogelen
To view
Bezichtigen
Pay / afford
Renderen
To dampen
Dempen
To fib
Jokken
To entrust
Toevertrouwen
To consume
Nuttigen
Expel / drive away / kill (time)
Verdrijven
In third person / passive only
Ik moest de tijd verdrijven
Scrape out
Uitkrabben
Taken along
Meetronen
Provenance
Herkomst
To resist
Weerstaan
In third person / passive only
Ik kon haar weerstaan
To exorcise (heks)
Bezweren
Allen met heksen
Spray
Besproeien
To get lost
Verdwalen
To secure
Beveiligen
Maar gebruik meer bevestigen to secure dingen aan dingen
To take up (the road)
In beslag nemen
To focus / concentrate on
Turen
Turen betekent lang en intensief kijken, vaak naar iets op een bepaalde afstand of wanneer je moeite hebt om iets goed te zien. Het kan ook betekenen dat je met veel concentratie kijkt, bijvoorbeeld omdat je iets probeert te begrijpen of te zien.
“Hij stond uren te turen naar de horizon.”
“Ik moet even turen om te zien wat dat daar is.”
To buzz
Bruisen
To be wrapped in / shrouded
Hullen
To radiate
Stralen
To overwhelm x2
Overweldigen
Overdonderen
To impair / affect
Aantasten
“De tandarts zei dat de zuur in mijn mond mijn tanden heeft aangetast.”
“De slechte kritiek tastte zijn zelfvertrouwen aan.”
Approach
Naderen
To itch
Jeuken
To unleash
Ontketen
Mock / ridicule
Bespotten
Bespot me niet uit
Lach me niet uit
To beckon / motion
Wenken
To cheat someone
Bedonderen
Claim / demand / hog
Eisen
Protect
Behoeden
To deprive
Ontnemen
Reconsider
Heroverwegen
Recommend
Aanraden
To come forth / arise
Voortkomen
Nose about
Rondneuzen
To pass (a ball)
Doorgeven
Float
Drijven
To wear
Dragen
Check it out (?)
Aantikken
To Shiver x2
Huiveren
Rillen
Die away / fade away
Wegsterven
To turn around
Omkeren
To grate
Raspen
To end
Ophouden
To crush
Verpletteren
To behold / set eyes on
Aanschouwen
“Aanschouwen” is een vrij formeel woord in het Nederlands en betekent het bekijken van iets, vaak met aandacht of bewondering, en meestal van iets belangrijks of indrukwekkends
To knock over
Omstoten
To spill
Morsen
To clench
Ballen
To elicit
Ontlokken
To strangle / throttle
Wurgen
To feel it out
Aftasten
To pass by
Passeren
To thunder / throw / fall
Donderen
Zij dondert van de trap
To bellow
Bulderen
To suck
Zuigen
To underestimate
Onderschatten
To scatter / strew / litter
Strooien
To console / comfort
Troosten
Come here
Kom hier heen
What it comes down to
Wat het op neerkomt (op neerkomen)
All good again
Alles weer koek en ei
To get sloppy
Verslonzen
To interrogate x2
Verhoren
Ondervragen
To put / stick / insert / invest
Insteken
What a beauty
Wat een plaatje
To conceive
Opvatten
To waste
Verspillen
To scare off
Afschrikken
To debrief
Nabespreken
To apologise
Verontschuldigen
To carry
Sjouwen
To alternate
Afwisselen
To demand (something specific or in a given moment of time)
Eisen
To demand (in general)
Opeisen
Angling
Hengelen
To conceal
Verhullen
To satisfy / gratify
Bevredigen
To study x2
Verdoen
Verkwisten
To take away
Weghalen
To nose around
Snuffelen
Bring someone into play / throw into gear
Inschakelen
To procure
Aanschaffen
Weinig zin om die drugs aan te schaffen
Wedded to
Verknocht
To shout
Grillen
To undertake
Ondernemen
To conquer x2
Veroveren
Overwinnen
To slap together
Flansen
“Hij flanste een presentatie in elkaar, maar het was duidelijk dat hij geen tijd had genomen.”
“Die gast flanst altijd smoesjes in elkaar om te ontsnappen aan zijn verantwoordelijkheden.”
To send back a text
Versturen
To hold back
(Me) inhouden
To explain or be interpreted as (in the third person
Duiden
Het probleem duidt zich vanzelf wanneer je beter kijkt
Kun je duiden wie verantwoordelijk is voor deze faut?
Vergelijkbaar met uitleggen / aangeven
To be contactable / have reception
Bereiken
Ik kan je proberen te bereiken
Ik ben niet bereikbaar / beschikbaar
Ik heb geen bereik
To comprise
Omvatten
To back out / u turn when you say something
Terugkrabbelen
To fun flirt argue
Kissebissen
To argue x2
Discussiëren
Betogen
To overlap
Overlappen
To patronise
Betuttelen
To make the link
De koppeling te maken
To heap praise on someone / flattery / mas
Een veer in je reet steken
I’m obsessed with it
Daar ben ik geobsedeerd door
To be accountable
Te verantwoorden
To swell
Zwelen
To bulge
Uit-Puilen
uit iets naar buiten komen omdat er te veel van iets is
“Zijn tas puilt uit van de boeken.”
“De kast puilt uit van de kleren.”
“Haar ogen puilden uit van schrik.”
To prod
Te porren
Porren is een vriendelijk, licht duwtje — fysiek of figuurlijk — om aandacht te krijgen of iemand aan te moedigen. Het is speels, luchtig en vaak informeel.
“Ik por hem even om te zeggen dat hij aan de beurt is.”
“Je moet me morgen porren dat ik die mail nog stuur!”
To chase after
Najagen
To embroil
Verwikkelen
“Ze zijn verwikkeld in een juridisch conflict.”
“Ik wil me niet verwikkelen in andermans drama.”
Verwikkelen (in) gebruik je als iemand verzeild raakt in iets complex, lastigs of onoverzichtelijks, meestal niet bewust of gewenst. Het is vaak een situatie die tijd, geduld of moeite kost om weer uit te komen.
To recommend
Aanbevelen
To wallow / revel
Zwelgen
“Zwelgen” is een vrij intens werkwoord in het Nederlands, dat betekent jezelf volledig verliezen in iets, vaak op een overdreven of extreme manier. Het kan iets positiefs zijn (genieten), maar ook negatief (blijven hangen in verdriet of zelfmedelijden).
“We zwelgden in pizza en wijn tijdens onze luie zondag.”
“Hij zwelgt in zelfmedelijden sinds de break-up.”
To require
Vereisen
To forget / unlearn
Verleren
To shrink
Krimpen
To sparkle
Schitteren
To restrain
Weerhouden
To plot / devise
Beramen
To parry / counter
Pareren
To caress
Strelen
To clear / pave
Banen
To overload
Overladen
To drool
Kwijlen
To rave / gush about
Dwepen
To glorify
Verheerlijken
To waltz in
Walsen
To bounce x2
Kaatsen
Stuiteren
Ik kaatste de bal terug
To scrape / scratch
Schrammen
To utter
Slaken
To be disgusted
Walgen
To succumb
Bezwijken
To get going
Aanpoten
To be reborn
Herboren
To question oneself
Afstellen
To light (a cigarette)
Opsteken
(Aansteker)
To trump
Overtroeven
To tease / plague
Treiteren
Gestuurd om mij te treiteren
To torment
Kwellen
To get confused / disconcerted
Zich door van de wijs brengen
To go through
Door te nemen
To seep away
iets langzaam en geleidelijk verdwijnt, wegvloeit of minder wordt, meestal zonder dat je het meteen merkt. Het kan zowel letterlijk (bijv. vloeistof) als figuurlijk (gevoelens, energie, hoop) gebruikt worden.
Wegsijpelen
“Je enthousiasme is in de loop van de dag weggesijpeld.”
“Langzaam sijpelde het nieuws door naar het publiek.”
To be put to the test
Aan de tand gevoeld worden
To pull together
Vermannen (zichzelf)
To bottle up / surpress
Opkroppen
To express
Uiten
Ik uitte mijn medeleven
To exploit x2
Exploiteren
Uitbuiten
In advance
Van te Voren
To seize
Aangrijpen
To complete / wrap up
Afronden
To attend
Bijwonen
To pick up
Oprapen
A string of notifications
Een reeks piepjes
To fill up
Vollopen
To wrap
Wikkelen
To stare x2
Staren
Turen
To guard
Bewaken
To digest
Verteren
To be in debt
In het krijt staan
To mutilate
Verminken
To try it on (girls)
Versieren
To buzz
zacht, continu geluid, vaak van iets kleins zoals insecten of apparaten.
Zoemen
“De bijen zoemden rond de bloemen.”
“De ventilator zoemt zachtjes op de achtergrond.”
“Zijn telefoon begon te zoemen in zijn zak.”
To turn away
Afkeren
To recommend
Aan te bevelen
To post
Posten
To spar
Sparren
To initiate
Initiëren
To guarantee
Garanderen
To devour
Verslinden
To upload
Uploaden
To undermine
Ondermijnen
Een dienst die slechts lichtelijk werd ondermijnd door het feit dat ze een…
To administer
Toedienen
Over het feit dat ze drie doses adrenaline toegediend had moeten krijgen
To hand out
Aanreiken
To require
Vereisen
To prune
Snoeien
To justify
Verantwoorden
To transfer x2
Overdragen
Overhevelen
To moan
Doorzaniken
To wane / fade
Tanen
To succumb x2
Bezwijken
Zwichten
To launch
Lanceren
To deviate
Afwijken
To culminate / fall into
Uitmonden
To provide (information)
Verstrekken
To discard
Afdanken
PP: afdankten
Afgedankt
Afdankertje (ouwe schoenen, brocante)
To wallow
Zwelgen
To carry out
Doorvoeren
To endure
Verduren
To quash
Vernietigen
To summon
Sommeren
To pay (slang)
Dokken
To utilise / take advantage of
Benutten
To whiffle / not get to the point
Lang van stof zijn
To pant / gasp
Hijgen
hijgde
To cross out x2
Afstrepen
Doorstrepen
To destroy x2
Verwoesten
Vernietigen
To end up
Terechtkomen
To eradicate
Uitroeien
To distort x2
Verwrongen
Vervormen
To witness / give evidence
Getuigen
To clamber
Klauteren
To track down / search
Grondig, geconcentreerd zoeken naar iets of iemand
(kan letterlijk of figuurlijk)
Speuren
“De politie speurt naar aanwijzingen.”
“Hij speurde het hele huis af naar zijn sleutels.”
“Ze speurde het internet af naar goedkope vliegtickets.”
To clear / clarify / purify
Zuiveren
To gather together
Bijeenraapen
To restrain
Weerhouden
To miss (a shot of the mark)
Misslaan
To throw
Wierpen
To bring it all together
Om het allemaal bij elkaar te brengen
To reject
een vrij formeel werkwoord dat betekent: iets afwijzen, iets niet accepteren, of iets volledig afkeuren. Het wordt vaak gebruikt bij ideeën, voorstellen, aanklachten, meningen of overtuigingen.
Verwerpen
“Het parlement verwierp het wetsvoorstel.”
“De rechter verwierp de aanklacht wegens gebrek aan bewijs.”
To screen
Doorlichten
To screen
Doorlichten
To swell
Zwellen
To nod
Knikken
To agree x2
Akkoord gaan
Overeenkomen
To turn around or be
Verkeren
To fume / rant at someone
Tekeergaan
To soil / stain
iets vies maken, bevlekken of onteren. Het heeft vaak een negatieve, plechtige of morele lading, en wordt vooral gebruikt bij reputaties, eer of heilige zaken.
Bezoedelen
“Hij heeft haar goede naam bezoedeld met leugens.”
To commit
Plegen
To ramble
onzin praten, raar of wartaal uitkramen, vaak alsof iemand niet helemaal helder is (bijvoorbeeld door koorts, vermoeidheid of gewoon onzin vertellen).
ouderwetse woordkeuze
Bazelen
“Je zit te bazelen, man. Dit slaat nergens op.”
“Hij lag met koorts in bed en begon ineens te bazelen over draken en kastelen.”
To saunter / stroll
Slenteren
To put away x3
Wegleggen
Wegsteken
Stallen
To dodge
Ontwijken
To make sustainable
Verduurzamen
To make sustainable
Verduurzamen
To regard
Beschouwen
To emerge
Opduiken
Opdook
To procure
Aanschaffen
To change gear
Schakelen
To switch over
Omschakelen
To swing
Schommelen