Dutch 1. Flashcards

1
Q

zich abonneren op

A

előfizetem (magam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zijn afhankelijk van

A

függ vkitől/vmitől

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

antwoord geven op

A

megválaszolni

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

zijn bang voor

A

attől tart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

beginnen met

A

vmivel kezdeni

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

zich bemoeien met

A

beleavatkozik (beleavatja magát)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

zijn bezig met

A

vmivel elfoglalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zijn bezorgd over

A

aggódik vmiért

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bezuinigen op

A

visszavág (költségeket)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

zijn boos op

A

mérges vkire/vmire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het prijsaanbod (2) (EN)

A

the price offer, the quote

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dat scheelt! (EN)

A

That makes a difference!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zodoende (EN)

A

that’s why

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

streng (EN)

A

strict

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

afijn, hoe dan ook, enfin (EN)

A

anyway (3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

aan de slag (EN)

A

start the work

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

badkuip

A

bathtub

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

verkopen (EN)

A

to sell

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

kopen (EN)

A

to buy

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hebben voor de boeg (EN)

A

to have ahead of us

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

een fluitje van een cent (EN)

A

a piece of cake

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

tedere conditie (EN)

A

tender condition

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

teder (EN)

A

tender

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

komt voor elkaar, komt voor de bakker (EN)

A

consider, it’s done (2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

verzenden (EN)

A

to send

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

op de valreep (EN)

A

at the last minute

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

schieten als paddenstoelen uit de grond (EN)

A

popping-up / felbukkanó

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

gebied (EN)

A

area

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

het gebouw (EN)

A

the building

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

paddenstoel (EN)

A

mushroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

om de haverklap

A

every now and then / minden alkalommal (gyakran)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

met de deur in de huis vallen (EN)

A

to get straight to the point / ajtóstul ront a házba

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

een verzoek doen (EN)

A

to make a request

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

vrezen (EN)

A

to fear

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

alvast bedankt (EN)

A

thanks in advance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

binnenwippen (EN)

A

to drop by / benéz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

het kantoor (EN)

A

the office

38
Q

wel eventueel (EN)

39
Q

trouwens (EN)

A

by the way

40
Q

financiële afdeling (EN)

A

financial department

41
Q

redden (EN)

42
Q

vóór tienen (EN)

A

before ten (o’clock)

43
Q

dwingend (EN)

A

compelling / kényszerítő

44
Q

doe jij dat even (EN)

A

can you do that

45
Q

lukt het je

A

meg tudod csinálni

46
Q

dagboekvermelding (EN)

A

journal entry

47
Q

előfizetem (magam)

A

zich abonneren op

48
Q

függ vkitől/vmitől

A

zijn afhankelijk van

49
Q

megválaszolni

A

antwoord geven op

50
Q

attől tart

A

zijn bang voor

51
Q

vmivel kezdeni

A

beginnen met

52
Q

beleavatkozik (beleavatja magát)

A

zich bemoeien met

53
Q

vmivel elfoglalt

A

zijn bezig met

54
Q

aggódik vmiért

A

zijn bezorgd over

55
Q

visszavág (költségeket)

A

bezuinigen op

56
Q

mérges vkire/vmire

A

zijn boos op

57
Q

the price offer, the quote

A

het prijsaanbod (2) (EN)

58
Q

That makes a difference!

A

Dat scheelt! (EN)

59
Q

that’s why

A

zodoende (EN)

60
Q

strict

A

streng (EN)

61
Q

anyway (3)

A

afijn, hoe dan ook, enfin (EN)

62
Q

start the work

A

aan de slag (EN)

63
Q

bathtub

64
Q

to sell

A

verkopen (EN)

65
Q

to buy

A

kopen (EN)

66
Q

to have ahead of us

A

hebben voor de boeg (EN)

67
Q

a piece of cake

A

een fluitje van een cent (EN)

68
Q

tender condition

A

tedere conditie (EN)

69
Q

tender

A

teder (EN)

70
Q

consider, it’s done (2)

A

komt voor elkaar, komt voor de bakker (EN)

71
Q

to send

A

verzenden (EN)

72
Q

at the last minute

A

op de valreep (EN)

73
Q

popping-up / felbukkanó

A

schieten als paddenstoelen uit de grond (EN)

74
Q

area

A

gebied (EN)

75
Q

the building

A

het gebouw (EN)

76
Q

mushroom

A

paddenstoel (EN)

77
Q

every now and then / minden alkalommal (gyakran)

A

om de haverklap

78
Q

to get straight to the point / ajtóstul ront a házba

A

met de deur in de huis vallen (EN)

79
Q

to make a request

A

een verzoek doen (EN)

80
Q

to fear

A

vrezen (EN)

81
Q

thanks in advance

A

alvast bedankt (EN)

82
Q

to drop by / benéz

A

binnenwippen (EN)

83
Q

the office

A

het kantoor (EN)

84
Q

possibly

A

wel eventueel (EN)

85
Q

by the way

A

trouwens (EN)

86
Q

financial department

A

financiële afdeling (EN)

87
Q

to manage

A

redden (EN)

88
Q

before ten (o’clock)

A

vóór tienen (EN)

89
Q

compelling / kényszerítő

A

dwingend (EN)

90
Q

can you do that

A

doe jij dat even (EN)

91
Q

meg tudod csinálni

A

lukt het je

92
Q

journal entry

A

dagboekvermelding (EN)