Domein E Verandering Flashcards

1
Q

Toepassen verandering:

A
  1. De richting en het tempo van de ontwikkeling in de samenleving

In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron over welke ontwikkeling de tekst gaat.

  1. En de mogelijkheden en onmogelijkheden deze te beïnvloeden

In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron of we als mens invloed kunnen hebben op de ontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Toepassen staatsvorming:

A
  1. De institutionalisering van politieke macht

In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron op welke manier macht wordt gebonden aan/door officiële regels.

  1. Tot een staat

In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron in welke staat deze regels worden gevormd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Toepassen globalisering:

A
  1. Het proces van uitbreiding en intensivering van contacten en afhankelijkheden

In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron tussen wie er intensievere contacten komen en waar die contacten uit bestaan.

  1. Over zeer grote afstanden en landsgrenzen heen

In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron dat die contacten over landsgrenzen heengaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Toepassen institutionalisering:

A
  1. Het proces waarbij een complex van waarden…
  2. …en min of meer geformaliseerde regels…
    In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron welke waarden of regels je herkent.
  3. ….vastgelegd wordt in standaardgedragspatroon…
    In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron hoe/of deze waarden en regels een standaard gedragspatroon zijn geworden.
  4. ….die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren.
    In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron hoe deze waarden, regels en gedragspatronen de relaties tussen mensen reguleren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Toepassen democratisering

A
  1. Het proces van de verandering van de machts- en gezagsverhoudingen.

In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron wat er verandert op het gebied van macht.

  1. Door een grotere inspraak en medezeggenschap van de degenen met minder macht.

In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron wie er daardoor meer inspraak krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Toepassen individualisering:

A
  1. Het proces waarbij individuen…

In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron wie het individu/de individuen zijn.

  1. …in toenemende mate hun zelfstandigheid op verschillende gebieden kunnen vergroten.

In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron op welk gebied deze individuen hun zelfstandigheid vergroten en hoe deze individuen hun zelfstandigheid vergroten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Toepassen rationalisering:

A
  1. Het ordenen en systematiseren van de werkelijkheid met de bedoeling haar voorspelbaar en beheersbaar te maken…

In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron of er sprake is van een wetenschappelijke verklaring voor een situatie.

  1. …en van het doelgericht inzetten van middelen om zo efficiënt en effectief mogelijke resultaten te bereiken.

In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron of dat het gaat om met zo min mogelijk middelen (kosten), zoveel mogelijk doelen (baten) wil bereiken. Leg uit welke middelen worden er worden ingezet en beschrijf ook welke resultaten men daarmee hoopt te bereiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Voordelen van rationalisering zijn:

A
  1. De verdere uitbouw van wetenschap en daardoor een grotere beheersing van sociale processen en de natuur.
  2. De rationele en efficiënte vormgeving van arbeidsorganisaties.
  3. De nadruk op universele formele regels en gelijke behandeling van gelijke gevallen.
  4. Het meten van opbrengsten en de aandacht voor de juiste man of vrouw op de juiste plaats.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nadelen van rationalisering zijn:

A
  1. Een wereld waarin ons bestaan als mens steeds meer dreigt te worden gecontroleerd en waarbij middelen steeds meer de doelen gaan overheersen.
  2. Differentiatie in arbeidsverdeling die leidt tot vervreemding en grote machtsverschillen.
  3. De onpersoonlijke benadering en formele, bureaucratische opstelling in relaties tussen mensen.
  4. De hoge eisen in het moderne arbeidsproces maakt mensen ziek. Mensen die niet aan de eisen voldoen worden uitgesloten en vormen een onderklasse.
  5. De toename van de macht van bureaucratische organisaties.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Individualisering als positief proces:

A

Toename van individuele vrijheid –> Emancipatieproces

-Voorbeeld: loskomen van herkomstmilieu en geboortemilieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Individualisering als negatief proces:

A
  1. Afbreken maatschappelijke integratie (gezin, sociale klasse, werk, kerk)
  2. Toenemend egoïsme
  3. Losraken van bindingen met andere mensen
  4. Toename van eenzaamheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bij staatsvorming is er sprake van uitbreiding van de politieke macht en de verandering van die politieke macht door:

A

DEPERSONALISERING:
1. Besluiten worden genomen op basis van het vervullen van een rol
2. Macht is gekoppeld aan een specifieke rol

FORMALISERING:
1. Politieke macht is gekoppeld aan én ingeperkt door de wet

INTEGRATIE:
1. Groei van de staat: belastingen en wetgeving leggen een steeds groter beslag op de hulpbronnen.
2. Staat erkent ruimte voor particulier initiatief, de markt en burgerlijke samenleving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bij een staat is sprake van interne soevereine macht als die staat:

A
  1. Heerst over een bevolking;
  2. Een bepaald grondgebied beheerst;
  3. Op dat grondgebied beschikt over een belasting- en geweldsmonopolie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Externe soevereiniteit:

A

De (interne soevereiniteit van de) staat wordt erkend door andere staten en de staat valt niet onder het gezag van een andere staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kanttekeningen bij het proces van democratisering:

A
  1. Door democratisering meer draagvlak, maar ook minder daadkracht als gevolg van noodzaak tot compromisvorming.
  2. Deelnemers (wit, hoogopgeleid en van middelbare leeftijd) aan vormen van burgerparticipatie vormen geen representatieve groep. Machtsbronnen in de samenleving zijn ongelijk verdeeld –> Representativiteit besluitvorming neemt niet toe doordat nieuwe groepen niet worden bereikt.
  3. Meer inspraak, maar ook minder –> Invloed van internationale organisaties neemt toe.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Globalisering vindt plaats op de volgende gebieden:

A
  1. Economisch gebied
  2. Juridisch gebied
  3. Politiek gebied
  4. Sociaal-cultureel gebied
  5. Ecologisch gebied
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Voorbeeld van globalisering op economisch gebied:

A
  • Meer internationale handel
  • Machtiger worden van multinationals
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Voorbeeld van globalisering op politiek gebied:

A
  • Betekenis internationale samenwerkingsrelaties is toegenomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Voorbeeld van globalisering op ecologisch gebied:

A
  • Alle delen van het ecosysteem zijn met elkaar verbonden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

** Politieke kenmerken van de westerse samenleving:

A
  1. Politieke bindingen in moderne samenlevingen zijn ingebed in bureaucratische georganiseerde nationale staten, die zijn ingebed in een mondiaal statensysteem.
  2. De macht van de overheid krijgt legitimiteit door de steun van (individuele) burgers en wordt beperkt door de grondrechten van burgers die zijn verankerd in de rechtsstaat.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

** Economische kenmerken van de westerse samenleving

A
  1. Het economische systeem van moderne samenlevingen kenmerkt zich door een hoge mate van rationalisering en arbeidsdeling;
  2. In moderne samenlevingen zijn economische bindingen ingebed in een marktsysteem, waarin goederen, diensten en arbeid worden aangeboden in ruil voor geld. Dit systeem wordt ook aangeduid als kapitalisme en omspant inmiddels de hele wereld: geglobaliseerde wereldmarkt;
  3. Het bestaan van een kenniseconomie, gekenmerkt door vernieuwing, complexe technologie en een hoog opleidingsniveau van de werkende bevolking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

** Demografische kenmerken van de westerse samenleving:

A
  1. Moderne samenlevingen zijn in het algemeen sterk verstedelijkt en de bevolking concentreert zich in stedelijke gebieden (urbanisatie). Slechts een klein deel van de bevolking leeft van de landbouw.
  2. Een heterogene samenstelling van de bevolking (onder meer door migratie). een heterogene samenstelling van de bevolking (migratie), die zich in steden concentreert (urbanisatie).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

** Sociale en culturele kenmerken van de westerse samenleving:

A
  1. In moderne samenlevingen spelen wetenschap, recht en andere gerationaliseerde kennissystemen een belangrijke rol in het denken en handelen. Moderne samenlevingen zijn sterk afhankelijk van technisch-wetenschappelijke kennis.
  2. De rol van religie is sterk afgenomen, hoewel er grote variaties bestaan in mate van secularisering van moderne samenlevingen (bijv. de VS is heel modern, maar sterk religieus).
  3. In gedifferentieerde samenlevingen, met veelvuldige en veelsoortige losse bindingen tussen mensen, zijn zelfontplooiing en persoonlijke autonomie steeds meer centraal komen te staan.
  4. Hierdoor ontstond een steeds scherpere scheiding tussen de private en publieke sfeer.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Verandering in het vormingsvraagstuk hebben betrekking op:

A
  1. Identiteit
  2. Socialisatie
25
Q

Bricolage:

A

Mensen kunnen een eigen identiteit in elkaar knutselen.

26
Q

Civilisatieproces:

A
  1. Als gevolg van de toename van de hoeveelheid mensen waarvan men afhankelijk is (arbeidsdeling!), neemt de dwang tot zelfdwang die door de omgeving wordt uitgeoefend toe.
  2. Dit civilisatieproces zorgt ervoor dat onmiddellijke driftbevrediging steeds meer met schuldgevoelens worden beladen.
27
Q

Verandering in het verhoudingsvraagstuk hebben betrekking op:

A
  1. Arbeids(ver)deling
  2. Sociale ongelijkheid
28
Q

Arbeids(ver)deling:

A

De productie van een goed of dienst geschiedt door individuen en/of organisaties die zich daarop hebben gespecialiseerd, met als gevolg dat men voor het kunnen beschikken over goederen en diensten steeds meer afhankelijk is van anderen.

29
Q

Meritocratie:

A

De gedachte dat in de huidige samenleving alleen je individuele capaciteiten (en dus niet bijvoorbeeld je afkomst, etniciteit of gender) uiteindelijk bepalend zijn voor je maatschappelijke positie.

Kritiek op meritocratie: het onderschatten van het belang van factoren als etniciteit, geslacht en maatschappelijke afkomst voor iemands maatschappelijke kansen door de moderne (meritocratische) gedachte dat in de huidige samenleving alleen je individuele capaciteiten uiteindelijk bepalend zijn voor je maatschappelijke positie

30
Q

Verandering in het bindingsvraagstuk hebben betrekking op:

A
  1. Sociale integratie
  2. Het maatschappelijk middenveld (verenigingsleven en de rol van religie en kerken)
  3. Sociale netwerken
31
Q

De binding in sociale netwerken is:

A
  1. Uitgestrekter dan in traditionele samenleving.
  2. Losser dan in traditionele samenlevingen.
  3. Veranderlijker dan in traditionele samenlevingen.
  4. Grootschaliger dan in traditionele samenlevingen.
32
Q

Schildpadgedrag:

A

Een hogere etnische diversiteit in de directe woonomgeving gaat gepaard met een lagere sociale cohesie. Putnam (2007) verklaarde dit verschijnsel door
schildpadgedrag: mensen kruipen in hun schulp en sluiten zich af voor de
buurtgenoten, ook overigens voor buurtgenoten met dezelfde etnische achtergrond.

33
Q

Drie paradoxen van modernisering:

A
  1. Verzelfstandiging vs. Verafhankelijking
  2. Generalisering vs. Pluralisering
  3. Rationeel vs. Emotioneel
34
Q

Verzelfstandiging:

A

Individu: De beperkingen die de mens worden opgelegd door de
natuurlijke omgeving waarin hij leeft enerzijds en zijn eigen lichaam anderzijds, zijn door de wetenschappelijke en technologische vooruitgang aanzienlijk verminderd.
Daarnaast heeft het individu zich bevrijd uit de knellende banden van zijn directe sociale omgeving. De mogelijkheden om zijn leven zelf invulling te geven, zijn sterk toegenomen.

Organisaties: Toenemende differentiatie –> Samenleving meer opgesplitst in van elkaar verschillende, functioneel gespecialiseerde eenheden –> Zelfstandige organisaties hebben de vrijheid om zich te ontwikkelen

35
Q

Verafhankelijkelijking:

A

Individu: de mens is afhankelijker geworden van de technische hulpmiddelen en van de sociale en psychologische condities die vereist zijn om (de technologie te kunnen gebruiken om) de natuurlijke en lichamelijke beperkingen op te kunnen heffen.
Tegelijkertijd is het moderne individu gedwongen zich aan te passen aan de eisen van manipulerende en/of bureaucratische systemen en structuren: concrete afhankelijkheden hebben plaatsgemaakt voor een anonieme en diffuse afhankelijkheid van steeds omvattender wordende collectieven die het schijnbaar vrije individu dwingen om keuzes te maken.

Organisaties: Toenemende differentiatie –> samenleving meer opgesplitst in van elkaar verschillende, functioneel gespecialiseerde eenheden –> afhankelijker van andere gespecialiseerde eenheden binnen een samenleving

36
Q

Generalisering:

A

De wereld van hechte, maar sterk van elkaar verschillende culturen maakt plaats voor een universele cultuur die gekenmerkt wordt door abstracte en algemene ideeën, conventies en routines.

37
Q

Pluralisering:

A

Mensen hebben steeds meer behoefte om in hun eigen vertrouwde leefomgeving een nieuwe, eigen cultuur te creëren.

38
Q

Rationeel:

A

Mens is een rationeel denkend wezen dat doelgericht handelt en handelingsstrategieën ontwikkelt.

39
Q

Sociaal-democraten over individualisering:

A

Individu: Meer keuzevrijheid, maar niet iedereen kan meekomen –> grotere sociale ongelijkheid

Overheid: Overheid moet mensen beschermen die niet in staat zijn om hun leven op eigen kracht tot een succes te maken.

40
Q

Liberalen over individualisering:

A

Individu: Vrijheid –> Zelfontplooiing en zelfexpressie

Overheid: Beperkte rol: bindingen tussen mensen komen vrijwillig tot stand en moeten niet worden opgelegd

41
Q

Confessionelen over individualisering:

A

Individu: Individu is onderdeel van een gemeenschap: betrokkenheid en verbondenheid.

Overheid: Overheid moet ervoor zorgen dat mensen niet langs elkaar leven.

42
Q

Sociaal-democraten over globalisering:

A

Economisch: Globalisering biedt kansen om wereldwijd te zorgen voor meer sociale gelijkheid en rechtvaardigheid.

Ecologisch: Inzetten op duurzaamheid, eerlijke verdeling van schaarse zaken en beperking gebruik fossiele brandstoffen

43
Q

Liberalen over globalisering:

A

Economisch: Globalisering biedt meer mogelijkheden voor vrijhandel tussen staten.

Ecologisch: Inzetten op wetenschappelijke kennis en technologische vooruitgang

44
Q

Confessionelen over globalisering:

A

De lokale gemeenschap moet niet worden vergeten, maar tegelijk zijn er kansen voor zorg voor anderen.

45
Q

Sociaal-democraten over milieu:

A

Inzetten op duurzaamheid, eerlijke verdeling van schaarse zaken en beperking gebruik fossiele brandstoffen

46
Q

Liberalen over milieu:

A

Inzetten op wetenschappelijke kennis en technologische vooruitgang. Duurzaam ondernemen is goed voor milieu en economie.

47
Q

Confessionelen over milieu:

A

Goede rentmeesters zijn, en zo zorgdragen voor aarde en natuur.

48
Q

Vervreemding:

A

Vervreemding duidt op het isolement van de individuele mens die geen zeggenschap heeft over wat en hoe er geproduceerd wordt en die in feite machteloos is.

49
Q

Informalisering en formalisering:

A

Informalisering: mensen gaan informeler met elkaar om en daarmee zijn contacten flexibeler geworden. We zijn van een bevelshuishouding naar een onderhandelingshuishouden gegaan.

Formalisering: hoewel informaliteit de norm is, neemt toch de
behoefte aan een zekere formalisering weer toe. Zo worden er steeds meer regels en procedures vastgelegd om verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden tussen overheid en burgers en burgers onderling te regelen

50
Q

Globalisering als positief proces:

A

De hyperglobalisten wijzen op het groeiperspectief: zij zien mogelijkheden om
economische ontwikkeling te realiseren en om met toepassing van technologie en andere maatregelen de ecologische problemen aan te pakken.

  1. Mondiale cultuurstromen kunnen nieuw leven inblazen in lokale culturen (culturele uitwisseling) en hebben een wereldwijd bereik.
  2. Op politiek, juridisch en economisch terrein zijn veel internationale organisaties in het leven geroepen die samenwerken om groei te bevorderen
51
Q

Globalisering als negatief proces:

A

De tegenstanders (andersglobalisten) vinden dat er op tal van fronten een duidelijke pas op de plaats gemaakt moet worden om overproductie en overconsumptie en de verdere belasting van het milieu, uitputting van grondstoffen en toenemende verkwisting tegen te gaan. Internationale economische crises brengen de onderlinge afhankelijkheid aan het licht en leiden tot bijna wereldwijde economische stagnatie. Het onwenselijke groeidenken moet ingedamd worden.

  1. Op cultureel terrein is sprake van nieuwe culturele tegenstellingen en een verspreiding van een steeds homogenere populaire cultuur (cultureel imperialisme vanuit de VS). De opkomst van mondiale commerciële media leidt tot een mondiale markt met weinig differentiatie in aanbod, waarin het politieke en maatschappelijke nieuws gemarginaliseerd dreigt te worden. De digitale ontwikkeling maakt het voor kleine aanbieders wel makkelijker om digitale kanalen te starten.
  2. Op politiek terrein heeft globalisering ingrijpende gevolgen voor samenlevingen en politieke stelsels.
52
Q

Wat is de relatie tussen de arbeids(ver)deling en sociale ongelijkheid in de (traditionele) standensamenleving?

A

Arbeidsverdeling: -

Sociale stratificatie= Rigide: lagen sterk van elkaar gescheiden

Sociale mobiliteit = Laag: ligt bij geboorte al vast

Sociale ongelijkheid =
Groot en gebaseerd op afkomst

53
Q

Wat is de relatie tussen de arbeids(ver)deling en sociale ongelijkheid in de (industriële) klassensamenleving?

A

Arbeidsverdeling: +

Sociale stratificatie= Rigide: lagen sterk van elkaar gescheiden

Sociale mobiliteit = Gering

Sociale ongelijkheid =
Groot en gebaseerd op economische klasse

54
Q

Wat is de relatie tussen de arbeids(ver)deling en sociale ongelijkheid in de (moderne) meritocratische samenleving?

A

Arbeidsverdeling: ++

Sociale stratificatie= ?

Sociale mobiliteit = Groter

Sociale ongelijkheid =
Kleiner en gebaseerd op economische klasse en cultureel kapitaal

55
Q

! Participatiesamenleving

A

In reactie op deze problematiek rond de verzorgingsstaat ontwikkelt zich in 2014 een politiek en maatschappelijk debat over de herziening van de verzorgingsstaat naar een participatiesamenleving. De participatiesamenleving gaat over een andere verdeling van collectieve en individuele verantwoording; het gaat om meedoen (actief burgerschap) en zelfredzaamheid van burgers en maatschappelijke partijen die gaan doen wat voorheen de overheid deed. Voorstanders van de participatiesamenleving benadrukken de ruimte voor initiatieven van burgers. Tegenstanders zien deze herziening van de verzorgingsstaat als een bezuinigingsmaatregel.

56
Q

! (Vervangt kaart: Modernisering als ideologie) ‘Modern’ en ‘modernisering’:

A

De begrippen ‘modern’ en ‘modernisering’ zijn omstreden, omdat ze – zowel in de wetenschap als daarbuiten - geassocieerd zijn met vooruitgang. Vanaf het begin werd ‘modern’ gebruikt als tegenovergestelde van ’traditioneel’, waarbij modern werd gezien als ‘beter’ maar ook als ‘meer geavanceerd’. Zo kon de term ‘modern’ dienen als legitimatie voor de exploitatie en onderdrukking van zogenaamd traditionele samenlevingen, bijvoorbeeld tijdens de kolonisatie. Het idee van modernisering vormde ook de basis voor zogenaamde moderniseringstheorieën, die stelden dat de veranderingsprocessen zoals die zich hebben voorgedaan in Europa en Noord-Amerika zich overal voor zullen doen. Aangedreven door de ontwikkeling van wetenschap en technologie en hun toepassingen in productie van goederen en diensten zal iedereen dezelfde vooruitgang boeken. Ook dit vooruitgangsgeloof impliceert dat het Europese traject universeel is en dat andere regio’s ‘achterlopen’.

Inmiddels is duidelijk dat de manier waarop de moderniteit wordt gerealiseerd afhankelijk is van de maatschappelijke en culturele (begin)condities waaronder innovaties plaatsvinden. In plaats van een moderniseringsproces, spreken wetenschappers nu over varianten van modernisering: denk aan het seculiere Europa versus de meer religieuze Noord-Amerikaanse moderniteit, of de democratische modernisering in West-Europa, Noord-Amerika en Zuid-Korea, versus de autoritaire moderne staat zoals deze ontstaan is in China en Rusland. Daarnaast is er steeds meer twijfel gerezen of economische ontwikkeling en groeiende kennis en technologie gelijk oploopt met morele of sociale vooruitgang. Deze twijfel kwam ook tot uitdrukking in het zogenaamde ‘postmodernisme’ dat zich keerde tegen het idee van
moderniteit als vooruitgang.

57
Q

! Kanttekening bij de vorming van de ideniteit in een moderne sameleving:

A
  1. De relatief grote vrijheid van de moderne mens kan niet verhullen dat op tal van maatschappelijke terreinen individuen geconditioneerd zijn tot een betrekkelijk passieve en afhankelijke levenshouding;
  2. De moderne flexibele persoonlijke identiteit is minder solide en stabiel dan de identiteit van mensen uit meer collectivistische samenlevingen. Dit bergt het risico van een persoonlijke identiteit die gespleten en instabiel is;
  3. De (schijnbare) bevrijding van de afhankelijkheid van de natuur gaat samen met een vergrote afhankelijkheid van de technologie en de mensen die deze technologie beheersen;
  4. De mate van zelfsturing die van mensen wordt verlangd in de moderne samenleving, is niet door iedereen bereikt of te bereiken.
58
Q

! Negatieve en positieve aspecten van de individualistische prestatiemaatschappij:

A

Als negatieve aspecten worden genoemd:
1. Het onderschatten van het belang van factoren als etniciteit, geslacht en maatschappelijke afkomst voor iemands maatschappelijke kansen door de moderne (meritocratische) gedachte dat in de huidige samenleving alleen je individuele capaciteiten uiteindelijk bepalend zijn voor je maatschappelijke positie;
2. De toename van de sociale ongelijkheid (zowel tussen landen als binnen landen) die plaatsvindt als gevolg van de vergroting van de markt door economische globalisering waardoor de positie van overheid en werknemers wordt verzwakt ten opzichte van de bedrijven;

Als positieve aspecten worden genoemd:
1. Het ongekende aanbod voor een individu om zich verder te ontwikkelen, zijn talenten te benutten en daarmee zijn maatschappelijke kansen te vergroten;
2. Het zelfstandig keuzes kunnen maken voor de inrichting van zijn leven bevrijdt het individu van verplichtingen vanuit sociale verbanden waar de persoon deel vanuit maakt.