Domein D Binding Flashcards
Toepassen groepsvorming:
- Het tot stand komen van bindingen tussen meer dan twee mensen
In je antwoord: uitleggen tussen wie er bindingen ontstaan.
- Doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen
In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron hoe mensen elkaar beïnvloeden of uitleggen met behulp van de bron van welke gemeenschappelijke waarden of normen er sprake is.
Toepassen sociale cohesie:
- Het aantal en de kwaliteit van de bindingen
In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron wie er bindingen hebben met elkaar en wat de kwaliteit van die bindingen is.
- Dit blijkt uit:
- Het gevoel een groep te zijn
- Lid te zijn van een gemeenschap
- De mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn
- De mate waarin anderen daar ook een beroep op kunnen doen
In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron waaraan (kies 1 van de bovenstaande vier elementen) je kunt zien dat er sprake is van een binding en dus sociale cohesie.
Toepassen sociale institutie:
- Complex van min of meer geformaliseerde regels:
In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron om welke regels het gaat.
- Die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren.
In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron hoe die regels het gedrag van mensen reguleren of de relaties tussen mensen reguleren.
Toepassen politieke institutie:
- Complex van min of meer geformaliseerde regels:
In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron om welke regels over macht of besluitvorming het gaat.
- Die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren op het gebied van politieke machtsuitoefening en politieke besluitvorming.
In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron hoe die regels het gedrag van mensen reguleren of de relaties tussen mensen reguleren op het gebied van macht of besluitvorming.
Toepassen representatie:
- De vertegenwoordiging van een groep
In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron welke groep wordt vertegenwoordigd.
- In een (politieke) organisatie
- Door één of enkele betrokkenen die namens de groep optreden
In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron wie, waar en hoe deze groep wordt vertegenwoordigd.
Toepassen representativiteit:
- De mate waarin:
- De politieke besluiten
- De standpunten
- De achtergrond kenmerken
van vertegenwoordigers
In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron welke groep wordt vertegenwoordigd en uitleggen met behulp van de bron wie, waar en hoe deze groep wordt vertegenwoordigd.
- Overeenkomen met die van de groep die vertegenwoordigd wordt.
In je antwoord: uitleggen met behulp van de bron of er sprake is van een overeenkomst (1. Besluiten 2. Standpunten 3. Achtergrondkenmerken) tussen vertegenwoordigers en vertegenwoordigden.
Formele en informele groepen:
Formeel: omschreven doelen, vastgelegde regels, een rollenstructuur en een hiërarchie
Informeel: stilzwijgende binding, zonder vastgelegde doelen, rollenstructuur en hiërarchie
Primaire groepen en secundaire groepen:
Primaire groep: persoonlijke en emotionele band, steun bieden aan elkaar en loyaal zijn aan elkaar. (vaak op micro en mesoniveau)
Secundaire groep: doelgericht, onpersoonlijk en functioneel. (vaak op macroniveau)
Ingroup en outgroup:
Bezien vanuit de positie van de actor is er onderscheid tussen:
Ingroup: groep die een sociale binding en identiteit geeft,
Outgroup: groep waar een persoon afwijzend tegenover staat of competitieve gevoelens mee heeft.
** Soorten bindingen:
- economische bindingen: dit zijn afhankelijkheden die te maken hebben met de productie en distributie van schaarse goederen, zoals kleding, een dak boven het hoofd of eten. Ook het geld dat nodig is om deze goederen te verwerven hoort bij dergelijke bindingen;
- politieke bindingen: dit zijn afhankelijkheden die te maken hebben met de politieke macht die mensen hebben en met het feit dat er collectief zaken geregeld moeten zijn, onder andere verdeling van collectieve goederen. Politieke bindingen kunnen afhankelijkheden zijn die te maken hebben met dwang: wij betalen belasting, accepteren parkeerboetes of schikken ons in regelingen rond uitkeringen;
- cognitieve bindingen: dit zijn afhankelijkheden die te maken hebben met kennisvorming en kennisoverdracht. Mensen leren kennis en vaardigheden van elkaar, waaronder ook symbolen, tradities, gedragsregels en ideologische denkbeelden, en stellen hun ervaringen aan elkaar ter beschikking;
- affectieve bindingen: dit zijn afhankelijkheden die te maken hebben met positieve en negatieve gevoelens van mensen voor elkaar. Mensen hebben elkaar nodig voor liefde en steun. Ook het bij een groep willen behoren hoort bij deze vorm van binding.
Factoren die sociale cohesie bevorderen en de binding tussen mensen vergroten:
- Wederzijdse afhankelijkheid (eigen belang)
- Dwang (of macht)
- Gedeelde waarden of normen
Probleemgebieden politieke cohesie (volgens Schuyt):
- De afnemende politieke betrokkenheid van burgers (opkomst verkiezingen en lidmaatschap politieke partijen)
- De bestuurlijke schaalvergroting (besluitvorming op Europees niveau is ‘ver weg’ voor Nederlandse burgers)
- Gemankeerde communicatie (politici en burgers spreken niet dezelfde taal)
** Functies politieke partijen:
- Rekrutering en selectie (kandidaten zoeken voor kieslijsten en politieke functies)
- Articulatie (op de agenda plaatsen van maatschappelijke eisen en wensen)
- ** Mobilisatie (burgers interesseren om mee te doen aan besluitvormingsproces)
- Aggregatie (afwegen en bij elkaar brengen van wensen, eisen en belangen)
- Communicatie (intermediair tussen overheid en burgers)
** Visies politieke representatie:
- Het afspiegelingsmodel gaat uit van de gedachte dat de volksvertegenwoordiging een zo goed mogelijke afspiegeling moet zijn van de kiesgerechtigde bevolking naar opvattingen en kenmerken als sekse, opleiding, leeftijd, soorten beroepen, regionale herkomst.
- Het rolmodel gaat er vanuit dat gekozenen zich niet moeten laten leiden door de opvattingen van hun kiezers maar door hun eigen mening. De volksvertegenwoordigers zien zichzelf dan als gevolmachtigd.
- Het partijenmodel gaat uit van de sleutelrol die politieke partijen spelen in representatieve democratieën. Kiezers zouden hun partijkeuze bepalen door partijprogramma’s te vergelijken. Parlementsleden beschouwen zich als vertegenwoordigers van een politieke partij. Volksvertegenwoordigingen zouden in deze benadering een afspiegeling moeten zijn van de verdeling van politieke opvattingen in de samenleving.
Politieke vereisten/indicatoren van democratie:
Voor een democratie is nodig:
1. Gekozen vertegenwoordigers die de regering controleren
2. Vrije, eerlijke en regelmatige verkiezingen
3. Vrijheid van meningsuiting
4. Toegang tot meerdere onafhankelijke informatiebronnen
5. Vrijheid van vereniging
6. Inclusief burgerschap: alle volwassenen hebben dezelfde rechten
** Cultuurrelativisme en cultuuruniversalisme
Uitgangspunt: Cultuurrelativisten zien culturen als unieke fenomenen die wezenlijk van elkaar
verschillen.
Toepassing: Volgens het cultuurrelativisme kunnen culturen alleen relatief ten opzichte van elkaar worden beoordeeld en moet de betekenis van een gegeven overtuiging of gedrag in de eerste plaats worden begrepen in relatie tot de bijbehorende culturele context. (Lees: standpunt GroenLinks)
Uitganpsunt: Binnen het cultuuruniversalisme ligt de nadruk op universele waarden die in alle culturen voorkomen.
Toepassing: Het cultureel universalisme staat voor het beoordelen van gedrag vanuit universele normen die voor alle wereldburgers zouden gelden. Vanuit dit referentiekader moet worden opgetreden tegen misstanden die de universele normen schenden of tenminste de discussie worden aangegaan met mensen of staten verantwoordelijk voor die schendingen. (Lees: standpunt PVV)
Voorbeelden van indicatoren van sociale cohesie:
Op mesoniveau: het aantal groepen waar mensen zich bij betrokken voelen.
Op macroniveau: het aantal gewelddadige conflicten in een samenleving.