Onderzoek doen Flashcards
Variabele:
- Een bepaald gegeven dat kan variëren, meestal een kermerk of eigenschap van iets of iemand.
- Over het algemeen een abstract begrip.
Onafhankelijke variabele:
Oorzaak
Afhankelijke variabele:
De variabele die beïnvloed kan worden. Het gevolg.
Conceptueel model:
Schematische weergave van de invloed van variabelen op elkaar.
Wat is het verschil tussen correlatie en causaliteit?
Correlatie betekent dat twee variabelen een samenhang vertonen. Deze samenhang kan positief of negatief zijn: bij een positieve correlatie wordt de ene variabele groter als de andere groter wordt of juist kleiner als de andere ook kleiner wordt. Bij een negatieve correlatie wordt de ene variabele groter als de ander juist kleiner wordt en andersom.
Causaliteit betekent dat een verband oorzakelijk is: de onafhankelijke variabele oftewel het verschijnsel waarnaar deze variabele verwijst, is de onderzochte oorzaak voor de afhankelijke variabele.
Hypothese:
Toetsbaar idee over de werkelijkheid.
Operationaliseren:
Het meetbaar maken van variabelen met behulp van indicatoren.
Indicatoren:
Een meetbare eigenschap van een variabele.
** Vijf eisen waar wetenschappelijk onderzoek aan moet voldoen:
- Betrouwbaarheid (eigenschap meetinstrument!)
- Interne validiteit (eigenschap meetinstrument!)
- Representativiteit (kenmerk van de steekproef)
- Externe validiteit
** Betrouwbaarheid:
de meetfouten zijn minimaal en de meting is zo nauwkeurig mogelijk.
- Herhaling zorgt voor dezelfde resultaten
- Uitvoeren van het onderzoek door een andere onderzoeker geeft dezelfde resultaten
** Interne validiteit:
Validiteit betekent dat je daadwerkelijk het verschijnsel meet dat je beoogt te meten. Meten wat je wil meten. Wanneer je bijvoorbeeld een fenomeen als ‘vertrouwen’ wilt meten, zul je moeten nagaan of het instrument dat je daarvoor wilt gebruiken, ook echt geschikt is voor dat doel
** Noem twee verschillen tussen betrouwbaarheid en interne validiteit:
- Betrouwbaarheid is dus de afwezigheid van toevallige vertekeningen.
Interne validiteit is de afwezigheid van systematische vertekeningen van het onderwerp van onderzoek. - Betrouwbaarheid zeg iets over de deugdelijke uitvoering van het onderzoek.
Interne validiteit zegt iets over de deugdelijke opzet van het onderzoek.
** Representativiteit:
Een steekproef is representatief indien ze de beoogde populatie ook daadwerkelijk weerspiegelt en niet alleen een deel daarvan. Dit is het geval als iedereen in de populatie dezelfde kans heeft gehad om in de steekproef terecht te komen. De steekproef is dan aselect, dat wil zeggen er is geen selectiecriterium toegepast.
Representativiteit van een steekproef kan men vaststellen door te kijken in welke mate de opbouw van de steekproef overeenkomt met de opbouw van de populatie waarover men een uitspraak wil doen. Hoe groter deze overeenkomst, hoe beter de representativiteit van de steekproef. Meestal wordt dan naar belangrijke sociaal-demografische kenmerken gekeken zoals de overeenkomst van populatie en steekproef betreffende het percentage ouderen/jongeren, mannen/vrouwen, hoog/laag opgeleiden en/of personen met of zonder migratiegeschiedenis.
REPRESENTATIVITEIT ALS EEN VAN DE EISEN VAN
SOCIAALWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK IS NIET HETZELFDE ALS HET KERNCONCEPT REPRESENTATIVITEIT!!!!!
** Externe validiteit:
Generaliseerbaarheid van het onderzoek.
In hoeverre gelden de eigenschappen die in de steekproef (van het onderzoek!) gevonden zijn voor de hele populatie?
Kwantitatief en kwalitatief onderzoek:
Kwantitatief = ‘Kwantitatief’ = Hoeveelheid = Cijfermatige resultaten
Kwalitatief = Achterliggende beweegredenen = Betekenis geven door mensen = Woorden