DM2 Flashcards
Niet-medicamenteuze adviezen
- niet roken
- voldoende lichaamsbeweging
- afvallen bij BMI>25
- gezonde voeding
Streefwaarden bloedglucose en HbA1c
- Nuchter 4.5-8 mmol/l
- (2 uur) Na eten < 9 mmol/l
- Leeftijd <70: ≤53 mmol/l
- Anders ≤64 mmol/l
Beleid
- Start met metformine 500 mg 1dd (max. 1000 mg 3dd)
- Voeg SU-derivaat toe (voorkeur gliclazide)
- Voeg NPH-insuline toe OF DPP-4 remmer OF GLP-1 agonist
Risico van slechte nierfunctie en metformine gebruik?
lactaatacidose (ophoping van melkzuur)
- kan ook door overmatig alcoholgebruik
- daarom voor start metformine creat laten meten
SU-derivaten (kortwerkend+langewerkend)
kortwerkende: tolbutamide
langwerkende: gliclazide, glibenclamide, glimepride
Nadeel langwerkende SU-derivaten, vnm. glibenclamide
Werken langer en meer kans op ernstige hypoglykemie. Vooral bij glibenclamide, want die heeft werkzame metaboliet die renaal geklaard wordt.
Belangrijk bij SU-derivaten (gliclazide)
Moet tijdens eten ingenomen worden, omdat dan de glucoseniveau het hoogst is
Thiazolidinedionen (pioglitazon)
Agonist van de PPAR-gamma receptor. Reguleert de expressie van genen die glucose en vetmetabolisme reguleren.
DPP-4 remmers (sitagliptine)
Voorkomen de hydrolyse van het incretinehormoon GLP-1 door enzym DPP-4.
- door toename GLP-1 worde de insulineafgifte verhoogd en de glucagonconcentraties verlaagd op glucoseafhankelijke wijze
GLP-1 analoga (exenatide, liraglutide)
Binden aan GLP-1 receptoren en activeren deze.
- verlaging van de bloedglucoseconcentratie;
- vermindering van voedselinname en hierdoor gewichtsafname (liraglutide).
- Worden subcutaan toegediend
- Voorwaarde: BMI moet >35 zijn
SGLT2-remmers (dapagliflozine)
Remt natrium/glucose-cotransporter (SGLT2) in de nieren. Door remming is de terugresorptie veel minder en wordt glucose uitgescheiden via de urine.
- Werking is insuline-onafhankelijk
Werkingsmechanisme + bijwerkingen metformine
- Vermindert de gluconeogenese in de lever en verhoogt het transportactiviteit van GLUT-transporters in gladde spiercellen
- vermindering van de glucoseproductie in de lever;
- toename van de insulinegevoeligheid van perifere weefsels (met name spieren, adipocyten), waardoor glucoseopname en -gebruik toeneemt;
- remming van de absorptie van glucose in de darmen.
Bijwerkingen:
- Maag/darm-klachten
- smaakstoornissen (metaalsmaak)
*doet niks met de insuline productie –> kan geen hypo geven!
Werkingsmechanisme + bijwerkingen SU-derivaten
Gliclazide, glibenclamide, glimepiride, tolbutamide
- blokkeren de ATP-afhankelijke kaliumkanalen in het β-celmembraan van de pancreas. Dit leidt tot depolarisatie van de β-cel en opening van de calciumkanalen. Door de verhoogde calciuminflux vindt secretie van insuline uit de β-cel plaats. –> stimuleert insulinesecretie, kan dus een hypo geven
Bijwerkingen:
- hypoglycemie
- gewichtstoename
- maag/darm stoornissen
Lactaatacidose (pathogenese, kliniek, behandeling)
Metformine remt de gluconeogenese uit lactaat in de lever, wat leidt tot een reductie van ongeveer 75% van de glucoseafgifte door de lever. Bovendien stimuleert metformine de lactaatproductie van de darm.
Risicofactor = nierinsufficiëntie, waardoor een hoge plasmaconcentratie van metformine ontstaat, zou de kans op een lactaatacidose verhogen
Symptomen: voornamelijk door de acidose
- hyperventilatie
- lethargie tot coma
- hypotensie
Behandeling:
- Hemodialyse