DIDACTIEK - Postklassiek leerdicht Flashcards

1
Q

His ut inoffense mensis data vina bibamus, haec tria materies carminis huius erit.

A

Opdat we zonder aanstoot te geven de aan deze tafels gegeven wijn gaan drinken, wel dit zal het drievoudige onderwerp van dit gedicht zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Progressum lepidos iuvat accessisse sodales, multum laetitiae turba sodalis habet.

A

Het behaagt iemand die uitgaat om fijne vrienden te ontmoeten; een groepje vrienden betekent heel veel fun.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Principio, triplici bibimus ratione modoque scilicet aut nostrae pocula sola domi, aut aliquos nobis sorbenda ad vina sodales iungimus, egressi quolibet ante foras, sive frequentantes convivia publica laeti cum populo bibimus conveniente merum.

A

Om te beginnen: wij drinken op drie manieren en wijzen: ofwel, uiteraard, (drinken we) eenzame bekers bij ons thuis, ofwel voegen we ons bij bepaalde vrienden om wijn te gaan drinken, nadat we voordien waarheen ook buitenshuis zijn gegaan; ofwel bezoeken we feestelijk openbare feesten waar we wijn drinken met het volk dat daar samenkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe is De Amore ontstaan?

A
  • geschreven in 1130-1140, in de Aetas Ovidiana
  • auteur is anoniem, “Pseud-Ovidius”
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Non docui qua sint fallendae fraude puellae, nupta nec alterius quo capienda dolo.

A

Ik heb niet aangeleerd met welk bedrog meisjes moeten worden misleid, of met welke list de vrouw van een ander moet worden afgepakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Certa tibi a nobis dabitur mensura bibendi, officium praestent mensque pedesque suum.

A

Er zal je door ons een zekere maat voor het drinken worden gegeven: maak dat je geest en je voeten hun taak nog kunnen verrichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Candidus et rutilans simul est color ipse genarum, exornat faciem nasus et inde places.

A

De kleur zelf van je wangen is tegelijk glanzend wit en rozig, je neus siert je gezicht en daardoor ben je bevallig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Esto, domus sit amica, domus et optima semper, omnibus haud tamen est uxor amica domi.

A

Ok, thuis moge fijn zijn, en laat thuis zelfs altijd het beste zijn, maar helemaal niet iedereen heeft thuis een fijne vrouw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Iam tibi sum famulus; tibi, si placet, exhibeo me et semper faciam, quae mihi sola iubes.

A

Ik ben al jouw dienaar; ik bied mij, als je dat wil, aan je aan en ik zal altijd doen, wat jij alleen mij beveelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cum te non video, pereo cupioque videre; inspiciens morior, nam nimis urit amor.

A

Wanneer ik je niet zie, sterf ik en verlang ik (je) te zien; wanneer ik (je) aankijk, ga ik dood, want mijn liefde brandt te veel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Si me conspicies vel me digneris amare, gaudeo plus quam si quis mihi regna daret.

A

Als je naar me zal kijken of me waardig zal achten (je) te beminnen, dan ben ik blijer dan indien iemand mij koninkrijken zou schenken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Nullus amor, nullum nostro est in carmine stuprum, nullum habet infandum nostra Camena scelus.

A

Geen liefde, geen echtbreuk is er in ons gedicht te vinden, neen, onze Muze heeft geen misdaad die niet mag uitgesproken worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Deprecor hoc tantum: famulum fatearis amandum, ut per te vivat, vita salusque mea!”

A

Ik wens slechts dit ene: beken dat je dienaar bemind moet worden, zodat hij dankzij jou in leven blijft, mijn leven en mijn redding!”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Quando moves oculos, vario certamine pungor, gaudia corda movent, sed tamen urit amor.

A

Wanneer je je ogen beweegt, word ik gekweld door een meervoudige strijd, de vreugdes bewegen mijn hart, maar toch brandt mijn liefde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Si quis in hac artem non noverit urbe bibendi, me legat, et lecta doctior arte bibat.

A

Als iemand in deze stad de kunst niet kent van het drinken, laat hem mij lezen en eens de kunst gelezen, dan drinken als een pro!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Sunt quibus est rixosa domi morosaque coniunx, qualis Xanthippe Socratis illa fuit.

A

Er zijn mannen met een ruziemaakster en een knorrige vrouw thuis, zo eentje als de befaamde Xanthippe van Socrates ooit was.

17
Q

Wie was Vincent Obsopoeus?

A
  • Duitse humanist (Beieren)
  • 16de eeuw
  • Neolatijnse vertaler
18
Q

Non scelerata sonat violati crimina lecti ars mea, nec Veneris turpia furta sonat.

A

Neen, mijn ‘kunst’ verheerlijkt niet de criminele misdaden van een geschonden huwelijksbed, en evenmin verheerlijkt het Venus’ schandelijke heimelijke liefdes.

19
Q

Tu superas cunctas forma praestante puellas et vincis Venerem, ni foret ipsa dea.

A

Jij overtreft met je superieure schoonheid alle meisjes en je wint van Venus, als zij zelf geen godin was.

20
Q

Hoe wordt Ovidius gelezen in de middeleeuwen?

A
  • christenen geven de werken door, ook in het onderwijs
  • hoogtepunt in 12de eeuw n.C.: Aetas Ovidiana (Ovidius wordt populair)
21
Q

Oscula nulla docet, nisi quae figenda Lyaei
Sunt placido plenis ore pudica cadis.

A

Het leert ook geen zoenen, tenzij de zedige (zoenen) die met zachte mond moeten worden geprent op volle Bacchusvazen.

22
Q

Area caesaries, tibi frons est, ut decet, alta, ridentes oculi, nigra supercilia.

A

Je hebt gouden haren en je voorhoofd is, zoals het hoort, hoog, je ogen lachen en je wenkbrauwen zijn zwart.

23
Q

Mitius est longe cum daemone vivere nigro, quam semper talem pertolerare feram.

A

Leven met een zwarte duivel is veruit makkelijker dan steeds weer zo’n monster te moeten tolereren.