de bakker / de bakkerij Flashcards
1
Q
het wit(brood)
A
the whitebread
2
Q
het bruin(brood)
A
the brown bread
3
Q
het volkoren(brood)
A
the whole wheat bread
4
Q
het stokbrood
A
the baguette
5
Q
de krentenbol
A
the currant roll
6
Q
de croissant
A
the croissant
7
Q
het broodje
A
the small piece of bread
8
Q
hard of zacht
A
hard or soft (bread)
9
Q
het bolletje
A
the roll
10
Q
koek
A
cake
11
Q
gebak
A
cake
12
Q
de taart
A
the cake
13
Q
de cake
A
the cake
14
Q
de vlaai
A
the flan
15
Q
de stroopwafel
A
syrup waffel (cookies)