D.B.G. V. 32, 1-2 Flashcards
1
Q
At
A
Voegwoord
Maar
2
Q
Hostis
A
Hostis
Mannelijk
Vijand
3
Q
Posteaquam
A
=postquam
+ind. perf.
Nadat
4
Q
Ex
A
+ablatief
Uit
5
Q
Vigilia
A
Vigiliae
Het waken, de nachtwake
6
Q
-que
A
Voegwoord
En
7
Q
De
A
+ablatief
Over, vanaf
8
Q
Profectio
A
Profectionis
Vrouwelijk
Het vertrek
9
Q
Proficisci
A
Proficiscor, profectus sum
Vertrekken
10
Q
Is
A
Ea, id
Hij, zij, het, die, dat
11
Q
Sentire
A
Sentio, sensi, sensum
Voelen, merken
12
Q
Collocare
A
Colloco, collocavi, collocatum
Plaatsen
13
Q
Insidiae
A
Insidiarum
Vrouwelijk meervoud
Hinderlaag
14
Q
In
A
+ablatief
In, op
15
Q
Silva
A
Silvae
Het bos
16
Q
Opportunus
A
Opportuna, opportunum
Gunstig
17
Q
Locus
A
Loci
Plaats