Contact En Communicatie Flashcards

1
Q

Wat maakt contact gemakkelijker?

A

1) gelijkheid
2) nabijheid
3) zelfonthulling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gelijkheid

A

Similarity attraction:
Aangetrokken zijn op wie we lijken

Soms gaat het om het tegengestelde: complementariteit
- mensen voelen zich aangetrokken tot mensen die hen aanvullen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Nabijheid

A

Mere-exposure effect: je vindt mensen aardigere hoe vaker je elkaar tegenkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zelfonthulling

A

In welke mate onthul je iets van jezelf?

  • wat zijn je grenzen?
  • voor wat, hoort wat: als een cliënt jou iets vertelt vind ie t vaak fijn dat jij hen ook iets vertelt.
  • wees open op een professionele manier

Bewust informatie delen over jezelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zelfpresentatie

A
  • Expressief: wie ben je? Haar, kleding, uiterlijk
  • Instrumenteel 2 vormen:
    1) sympathie winnen: gericht op de ander, slijmbal/complimenteren, ander jou aardig vinden

2) zelfpromotie: gericht op jezelf, je eigen kwaliteiten benoemen, opscheppen om goede indruk bij ander te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 stappen van eerste indruksvorming

A

1: automatisch: activeren van eigenschap, iemand is lief/betrokken etc.
2: intentioneel: eigenschap toeschrijven aan iemand, awh wat is hij betrokken!
3: bewust en gecontroleerd: bewust corrigeren van situatie, hij is betrokken omdat hij iets van me wil, hij is eigenlijk manipulatief.

STAP 3 komt vaak niet eens voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Tussen stap 2/3: FAF fundamentele attributie fout

A

Neiging van mensen om gedrag van iemand anders teveel te verklaren vanuit zijn persoon en hierbij te weinig rekening houden met de invloed van de situatie.

Mensen, vooral bij negatief gedrag van een ander, de invloed van de situatie onderschatten.

  • voorbeeld vader slaat kind: vader zal wel dronken zijn, mishandeld etc etc
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Zelfdienende vertekening:

A

Als je ineens je eigen gedrag moet verklaren kijk je ineens wel naar de situatie.

In zijn algemeenheid streven de meeste mensen onbewust naar een positief zelfbeeld. Hierdoor zullen mensen gebeurtenissen dan ook vaak zodanig attribueren dat ze hun zelfbeeld ten goede komen of niet beschadigen.

Ze nemen wel de verantwoordelijkheden voor successen maar niet voor mislukkelingen.

Gevolgen: kunnen negatief zijn, mensen kunnen misschien niet leren van hun fouten of zichzelf overschatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Externe locus of control

A

Depressieve mensen hebben wel de neiging km verantwoordelijkheid te nemen voor wat ze verkeerd doen maar niet voor wat ze goed doen. Ze werken de aangeleerde hulpeloosheid in de hand

. Het gevoel dat het toch niet uitmaakt wat je doet, je hebt toch geen invloed op wat je overkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Actor observer effect

A

Houdt in dat mensen voor hun eigen gedrag andere attributies maken dan voor datzelfde gedrag vertoond door een ander.

FAF + zelfdienende vertekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

4 aspecten van communicatie

A

Inhoudsniveau:
- Zakelijk aspect: precieze woorden, wat er besproken wordt.

Betrekkingsniveau:

  • Appellerend: wens, uitgesproken wat je verwacht van een ander “ik wil dat je morgen op tijd komt.”
  • Relationeel: relatie tussen zender en ontvanger
  • Expressief: non verbaal, binnenwereld naar buiten brengen, mimiek, houding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Roos van Leary: samen-tegen gedrag

A
  • Samengedrag = gedrag waarbij je elkaar respecteerd en accepteerd (liefde)
  • Tegengedrag = kan niet goed met iemand opschieten (haat)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Roos van Leary: boven-onder gedrag

A
Boven = dominant gedrag, leider
Onder = passief, onderdanig, volger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

2 wetten bij de Roos van Leary

A
  • Symmetrie (beginsel van wederkerigheid): gedrag van de een, roept automatisch hetzelfde gedrag van de ander op.
    vb: als je iemand op een aardige manier benaderd, zal hij jou waarschijnlijk ook aardig benaderen.
  • Complementariteit: wanneer iemand leidend gedrag vertoont, zal de ander sneller gaan volgen. Bovengedrag roept ondergedrag op en ondergedrag roept bovengedrag op.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Attitude verandering

A

Effect om blijvend standpunt/opvatting te veranderen.

  • “goed punt!”, zo ga je op een andere manier naar iets kijken.
  • Denk aan lotgenoten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Groepsbesluiten: verandering in attitudes, 2 aspecten

A

1) Sociale facilitering

2) Sociale inhibitie

17
Q

Sociale facilitering

A

Hoe gedragen/presteren we als anderen in onze nabijheid zijn?

  • Fysieke aanwezigheid van ander HELPT bij presteren, geldt echter alleen voor gemakkelijke taken.
  • Simpele taken beter met anderen om hen heen, complexere taken beter alleen.
  • De aanwezigheid van een ander roept een spanning (arousal) op, waardooor je in het middelpunt staat en beter moet presteren van jezelf.
18
Q

Social Loafing: sociale inhibitie

A
  • Wanneer anderen leiden tot slechtere prestaties.
    Dit komt door nervositeit of afleiding.
  • Social Loafing: verminderde inzet, bijv touwtrekken. Hoe meer mensen, hoe minder jij je gezien voelt waardoor je minder motivatie hebt om beter te presteren.
19
Q

Conflictstijlen: conflicthantering

A
  1. Vechten/rivaliseren: competitie, groepsleden zijn uit op eigenbelang. Win-verlies situatie.
  2. Samenwerken: coöperatief, maximale uitkomst voor iedereen. Win-win situatie.
  3. Compromis sluiten: middenweg, beste oplossing voor alle conflictpartijen. Voor iedereen voordelen en nadelen.
  4. Toegeven/inbinden: eigen belang opzij ten behoeve van anderen, ze willen anderen plezier doen en cijferen zichzelf weg.
  5. Vermijden: liever op de vlakte houden, niet tonen, gebrek aan assertiviteit. Verlies-verlies situatie. Niemand is tevreden.