congres van wenen+ industrialisatie+België in 19e eeuw Flashcards

1
Q

wat is restauratiepolitiek

A

Politiek dat het ancien regime wil herstellen en opleggen aan de mensen in Europa door macht van de vorst te herstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

situeer het congres van Wenen in de ruimte en tijd

A

van 1814-1815
politiek-bestuurlijk
politiek territoriaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

congres van wenen veranderde Europese grenzen aanduiden

A

Rusland: verwerft Finland, grootste deel van Polen en Bessarabië
Pruisen: kreeg Danzig en diverse gebieden aan de Rijn
Oosterijk (stond Zuidelijke Nederlanden af): Gebieden in Italië
zweden: kreeg Noorwegen in ruil voor Denemarken, Holstein en Lauenburg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is het congres van Wenen

A

Het congres werd na de val van napoleon gehouden door de overwinners Pruisen, Rusland, Oosterijk en het Verenigde koninkrijk (grote alliantie), met als doel de Europese vrede gezamenlijk te regelen en vast te houden. De kleine alliantie (Pruisen Rusland en Oosterijk wou ook:

  • de verlichting kop in drukken,
  • absolutisme (=staatshoofd heeft alle macht)restaureren (Verenigde staten is hier tegen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bufferstaten

A

Staat die opgericht wordt om gebiedsuitbreiding te voorkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

situeer eerste industriële revolutie in de tijd en ruimte

A

tijd: 1780-1850
ruimte: Socio-economisch -> industrie, handel, nijverheid Groot Britannië gevolgd door België

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De oorzaken en gevolgen van de 1e en 2e industriële revolutie uitleggen, verklaren en toepassen

A
  • Technische en wetenschappelijke vernieuwingen (GB)
  • Economische liberalisme: vraag en aanbod verandert hiervoor moet een oplossing gevonden worden-> vooruitgang
  • konlonies: goedkope grondstoffen en veel kapitaal
    gevolg: grote werkloosheid (minder werkkracht nodig)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

1e industrialisatie: uitvindingen en energiebronnen

A
  • stoommachine (James Watt) -> stoomtrein

- mechanisch weefgetouw -> steenkool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

industrietakken ( 1e en 2e industriële revolutie)

A

textielindustrie
ijzerindustrie
steenkoolindustrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

2e industriële revolutie tijd en ruimte

A

tijd: 1871-1895
ruimte: socio-economisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

2e industriële revolutie vernieuwingen

A
  • Stoomenergie-> elektriciteit (dynamo ca 1860 en gloeilamp1879)
  • verbrandings-/ ontploffingsmotors (vervoer-auto-industrie)
  • meer auto-onderdelenbedrijven + wegen: cement en asfalt
  • chemische industrie: kunstzijde, kleurstoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

verbetering 2e industriële revolutie evolutie?

A
  • massaproductie
  • efficient + kostenbesparing
  • Schaalvergroting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom is gent geïndustrialiseerd?

A

textiel industrie: (katoen en linnen)

Lieven Bauwens smokkelde machineonderdelen uit GB en maakte vervolgens vernieuwde katoenenspinnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarom is luik geïndustrialiseerd?

A

staal, steenkool, zink, machinebouw, glas

John Cockerill bouwde de eerste hoogovens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waarom is Henegouwen geïndustrialiseerd?

A

Bergen: steenkool
Charleroi: steenkool en glas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Belgische succesfactoren uitleggen, verklaren en toepassen ( grondstoffen, kapitaal, arbeidskracht en afzetmarkt

A

grondstoffen: voorraden steenkool en ijzererts
arbeidsmarkt: veel werkloze door beginnende textielindustrie (veel werkloze)
afzetmarkt: België is deel van Franse keizerrijk-> heel Franse keizerrijk = afzetmarkt
kapitaal: ondernemers investeren in nieuwe technologie

17
Q

werkomstandigheden tijdens Belgische industrialisatie

A
  • veel kinderarbeid
  • onveilige werkmachines en uitputting
  • vrouw verdiend minder en heeft weinig rechten->afhankelijk
  • werkdag 10 uur en 6 dagen per week
18
Q

wat is proletarisering

A

Proletarisering=Het verschijnsel van kleine ondernemers die armer worden door fabrieken en meer overeenkomsten gaan tonen met arbeidsklasse. Ze leven op het randje van armoede

19
Q

leefomstandigheden Belgische industrialisatie

A
  • Kleine huisjes, weinig leefruimte ->ziekte verspreiding
  • inkomen enkel genoeg voor primaire behoeftes
  • geen recht op staking
  • meisjes vaak seksueel misbruikt
20
Q

Belgische revolutie situeren in de tijd

A

1830-1831

21
Q

Oorzaken van de Belgische Revolutie

A

Noorden= Nederlandstalige protestanten
Zuiden= Franstalige Katholieken
-Veel minder belgen in het parlement(=ongelijk verdeelt)+bijeenkomsten vinden plaats in noorden
- Willem vervalste resultaten voor nieuwe grondwet
-Om vervalsing tegen te gaan werd Nederlands de officiële taal hier waren de zuidelijke burgerij tegen
-Voor vernederlandsing werd onderwijs gebruikt en regering was antiklerikaal(=tegen invloed en macht van clerus=geestelijken)
kortom: katholieke en Franstalige Belgen waren boos
katholieke kamp: edellieden, zelfstandige boeren en grootgrondbezitters. De kerk werd bedreigt door godsdienstvrijheid en onderwijspolitiek.
liberale kamp: rijke industriële, handelaars, ambtenaren, beoefenaren van vrije beroepen. De verfranste burgerij had veel economische macht maar geen politieke macht, maar weinig politieke

22
Q

unionisme

A

Unionisme=Groep van mensen tegen het beleid van Willem I. De 2 kampen (katholieke en liberale kamp) zouden nooit met elkaar overweg kunnen maar zijn toch samengekomen door een gemeenschappelijke vijand

23
Q

Nieuwe Belgische grondwet: standpunten van liberalen en katholieken

A

Liberalen (toestemming van katholieken):
-afschaffing van capaciteitskiesrecht(=een bepaald diploma om te mogen stemmen)
-voorrang van het burgerlijk huwelijk op het kerkelijk huwelijk
katholieken (toestemming van liberalen):
-vrijheid van eredienst
-staatswedde voor bedieners van eredienst
-staatstoelage voor opbouwen en onderhouden van bidhuizen
-vrijheid van onderwijs

24
Q

cijnskiesrecht (kenmerk van grondwet)

A

alleen wie voldoende belastingen betaalt mag stemmen en zich verkiesbaar stellen voor senaat (parlement). stemmen is geen recht maar een taak voor degene die bekwaam genoeg waren; enkel de elite had recht om te stemmen.-> deelname aan politiek blijft beperkt.

25
Q

scheiding der machten (kenmerk van grondwet)

A

beide partijen hechten belang aan de scheiding van:

  • rechterlijke macht
  • uitvoerende macht
  • wetgevende macht
26
Q

constitutionele parlementaire monarchie (kenmerk van grondwet)

A

Iedereen is gelijk voor de grondwet en de koning moet macht delen met het parlement. Het parlement maakt wetsvoorstellen maar worden enkel ingevoerd als koning goedkeurt. grondwet heeft absolute voorrang op alles , iedereen is gelijk voor de wet.

27
Q

wat is socialisme

A

socialisme= allerlei stromingen die een antwoord willen formuleren op het probleem van de sociale ongelijkheid.Streven naar een samenleving met gelijkheid, sociale rechtvaardigheid en solidariteit. vroeger: eind maken aan klassen maatschappij
nu: sociale ongelijkheid en problemen aanpakken.

28
Q

wat is marxisme

A

doel= radicale oplossing voor sociale ongelijkheid. Karl Marx = grondlegger van socialisme en communisme->heel radicaal

29
Q

wat is christendemocratie

A

eigenschappen van de democratie:
-broederschap
-vertrouwen
-naastenliefde staat centraal
-solidariteit vanuit jezelf e niet van overheid
Rerum Novarum= door Paus Leo 13 geschreven encycliek waarin onderdrukking van arbeidsklasse na industriële revolutie wordt bekritiseerd

30
Q

wat zijn coöperatieven

A

winkels waar leden producten konden kopen voor zeer lage prijs met als doel leden winnen voor socialisme. Ze betaalden klein ledenbedrag en moesten alle aankopen doen bij coöperatieven. Ze boden ook hulp bij arbeidsorganisaties zoals vakbonden. Ze gaven hun ruimte om te vergaderen en boden materiële steun bij stakingen

31
Q

wat zijn mutualiteiten

A

= oudste vorm van arbeidsorganisaties= financiële steun voor zieken en weerstandskasten(pot waarmee stakers worden vergoed)

32
Q

wat zijn vakbonden

A

= organisatie die de belangen van aangesloten werknemers behartigd
Ze waren veel minder succesvol dan mutualiteiten of coöperatieven omdat vele wetten een echte vakbondswerking onmogelijk en illegaal maakten.
in 1898 werden vakbonden succesvoller

33
Q

wat was de evolutie van de levensstandaard?

A

vroeger: mensen zonder bezit waren verplicht om voor industriële te werken en werden uitgebuit.
(rijke ->rijker en arme->armer)
SOCIALE WETGEVING: industriële worden beperkt in mate waarin ze arbeiders kunnen uitbuiten

34
Q

evolutie van het stemrecht uitleggen

A

Cijnskiesrecht 1830 (voorwaarden):

  • belg
  • man
  • min 25 jaar
  • belastingen betaler

Algemene meervoudig stemrecht 1893:

  • man
  • min 25 jaar
  • max 3 stemmen hangt af van hoeveel belastingen

Algemeen enkelvoudig stemrecht 1919:

  • man
  • min 21
  • 1 stem (iedereen)

Nationale verkiezingen
-alle belgen boven 21 jaar!

35
Q

Belgische werklieden partij

(BWP) ontstaan en standpunt

A

ontstaan: deel van Belgische socialisten overtuigd dat beste manier voor verandering invoeren van stemrecht was->arbeiders konden zelf politici verkiezen die hun belangen gaan verdedigen
standpunt: het algemene stemrecht invoeren voor alle arbeiders

36
Q

Daenisten partij

ontstaan + standpunt

A

ontstaan: andere katholieke partij had zeer sterke conservatieve standpunten met enkel belang voor katholieken. Maar niet alle katholieken waren zo conservatief en onverschillig over het lot van arbeiders en de rest van de bevolking
standpunt: steunen op Rerum Novarum + wouden een gunstig politiek klimaat in België

37
Q

communisten partij van België

ontstaan + standpunten

A

ontstaan: tijdens interbellum ontstonden in België verschillende communistische groeperingen. Samen met enkele radicale BWP-leden vormden ze in opdracht van Moskou de partij.
standpunt: het belang van brede linkse coalitie tegen rechts centraal op staan

38
Q

wat is de verzuiling

A

verzuiling= specifieke structurering van samenleving op basis van levensbeschouwing. 3 grote zuilen van België:

  • katholieke zuil->kerk
  • liberale zuil->(beperkt omvang, voor rijken)
  • socialistische zuil->BWP

mensen van platteland verloren het wij-gevoel in de stad en kregen hierdoor weer gevoel deel uit te maken van een groter geheel

39
Q

wat zijn breuklijnen

A

ze worden gebruikt om verdeeldheid in de samenleving aan te duiden. Breuklijnen komen voort uit conflicten en kan de samenleving opdelen (verzuilen) dit lijdt tot ontstaan van ideologieën en politieke partijen
bekende breuklijnen: tegenstelling tussen arm en rijk, links en rechts, gelovig en ongelovig