College 8 Flashcards
Wat is de EFSQ regel (intuïtionistische logica)?
De premissen en de conclusie zijn allemaal onwaar, maar de redenering is geldig. Er kan nooit een tegenvoorbeeld zijn.
Welke vuistregels past bij de connectieven bij het afleiden?
- Conjunctie: leidt beide af.
- Disjunctie: pas een van beide toe (soms kan het zijn dat een van beide niet kan worden afgeleid!).
- Implicatie: tijdelijke assumpties aannemen (dagdromen).
- Negatie: zorg dat het falsum beschikbaar wordt.
Als dit allemaal niet lukt, voeg dan de niet niet regel toe.
Hak de premisse in twee door bijv. de eliminatieregel.
Wat is het verschil tussen afleidingen en waarheidstabellen?
Bij het maken van afleidingen manipuleer je symbolen (syntaxis) en bij waarheidstabellen draait het om de betekenis, dus of het waar of onwaar is (semantiek).
Wat zijn metatheoretische eigenschappen?
Zegt iets over de correctheid, volledigheid en de berekenbaarheid.
Wat is de volledigheid?
Ieder geldig gevolg kan afgeleid worden.
Wat is de berekenbaarheid?
Een methode die je gegarandeert naar het juiste antwoord leidt. Dit komt in de buurt bij het ideaal van Leibniz.
Wat zijn variabelen?
Geven we aan met de kleine letters. Syntactisch gezien lijken ze op individuconstante.
Wat is een formule?
Een formule heeft geen waarheidswaarde.
Wat is een zin?
Een formule met een waarheidswaarde.
Welke kwantoren zijn er?
De universele kwantor: staat voor alle, niemand. Soms heb je het implicatie voegteken nodig.
De Existentiële kwantor: staat iemand, sommige, geen.
Soms heb je het conjunctie voegteken nodig.
Soms komen er twee kwantoren voor in een zin. (uitvinding van Frege).