College 4 Flashcards

1
Q

Welke connectieven zijn er?

A
  1. Niet: negatieteken.
  2. En: conjunctieteken.
  3. Of: disjunctieteken.
  4. Als … dan: implicatieteken
  5. Dan en slechts dan als: equivalentie-teken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom zijn connectieven logische individuconstante?

A

In elk model hebben de voegtekens/connectieven een vaste betekenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is propositielogica?

A

Een fragment van de taal van samengestelde zinnen zonder te kijken naar de interne structuur van atomaire zinnen. Voornamelijk de Stoa maakten hier gebruik van.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een basisclausule?

A

Stipuleert dat een aantal dingen van een bepaalde soort zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een inductieclausule?

A

Op basis van de basiselementen complexere objecten construeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de afsluitingscausule?

A

Bepaalt dat alles wat niet door een eindig aantal toepassingen van de clausule gemaakt kan worden geen object van de gewenste soort is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom moet je haakjes gebruiken?

A

Ze zijn nodig, want anders kun je zinnen op allerlei andere manieren opvatten/interpreteren (ambiguïteit).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een subformule?

A

Een subformule is een deel van de formule, maar de formule zelf is ook een subformule! Alleen zinnen zijn subformules, termen niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het bereik van een voegteken?

A

Subformules die in de constructieboom direct on de formule staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de drie basisprincipes van de klassieke logica (vanaf Frege)?

A
  1. Tweewaardigheid: precies twee waarheidswaarden: waar (1) of onwaar (0).
  2. Volledige waardering: elke zin heeft een waarheidswaarde.
  3. Waarheidsfunctionaliteit van connectieven: waarheidswaarde geheel bepaald door waarheidswaarde delen van samengestelde zinnen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke waarheidswaarde hebben de connectieven?

A
  1. Negatie: de negatie keert de waarheidswaarden om.
  2. Conjuctie: alleen waar als beide zinnen waar zijn.
  3. Disjunctie: waar als een van de twee zinnen waar is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen de inclusieve en de exclusieve disjunctie?

A

Inclusief: allebei waar in de natuurlijke taal.
vb. Je moet Duits of Frans kunnen. Spreek je allebei? dan is het goed.
Exclusief: een van de twee is goed.
vb. Je gaat of zwemmen of zuipen.
1 van de twee is voldoende (anders gevaarlijk :p).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is er bijzonder aan de waarheidstabel van de disjunctie en de conjunctie?

A

Ze zijn symmetrisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly