college 8 Flashcards

kinderopvang, gastouders en grootouders

1
Q

stereotype ‘boze grootmoeder’

A

Een stereotype van vroeger. De boze grootmoeder zou de ouders ondermijnen en de kinderen verwennen. Dit beeld werd versterkt door hulpverleners geïnspireerd door psychoanalyse, die individuele gevallen gebruikten in probleemgezinnen om de negatieve impact van grootouderbetrokkenheid te benadrukken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verandering van de rol van grootouders

A

Door de toenemende individualisering van de maatschappij en door een groeiend aantal sociale contacten buiten het kerngezin is de rol van grootouders de afgelopen decennia groter geworden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bonenstaakfamilies

A

Kleinere gezinnen waarin de relaties tussen gezinsleden hechter zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

verklaringen voor waarom grootouders betrokken zijn

A
  1. Persoonlijke voldoening
  2. Evolutionaire verklaringen (anderzorghypothese en moederkloekhypothese)
  3. sociaal-economische motieven (later ook steun van kleinkinderen verwachten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

anderzorghypothese

A

Grootouders ondersteunen de kleinkinderen, omdat de ouders dit moeilijk alleen kunnen. Dit is vanwege de inclusive fitness.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

alloparenting

A

Het opvoeden van een kind dat niet direct van jou is (dus ook grootouders die een kleinkind opvoeden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

moederkloekhypothese

A

Stelt dat grootmoeders meer betrokken zijn bij de opvoeding van de kleinkinderen, omdat ze een natuurlijke neiging hebben tot zorgtaken. Ook wordt er gesteld dat grootmoeders wel zeker zijn van de biologische band in tegenstelling tot de vader, die vaderschapsonzekerheid kan ervaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
A
17
Q
A
18
Q
A
19
Q
A
20
Q
A
21
Q
A
22
Q
A
23
Q
A
24
Q
A
25
Q
A