college 1 Flashcards

introductie

1
Q

internaliserend gedrag

A

Gedrag dat gericht is naar binnen, zoals angst of depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

externaliserend gedrag

A

gedrag dat gericht is naar de buitenwereld, zoals woede.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Jean-Jacques Rousseau

A

Benadrukte in zijn boek ‘Ontdekking van het kind’ als één van de eersten dat een kind niet gewoon een kleine volwassene was, maar een eigen identiteit en unieke behoeften heeft. Hierdoor begonnen mensen te zien hoe belangrijk de ontwikkeling van kinderen was.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

mental hygiene movement

A

Begin 20e eeuw, mensen van de movement vonden dat mentale gezondheid net zo belangrijk was als fysieke gezondheid. Sigmund Freud en Alfred Adler speelden hierin een grote rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

neurotisering

A

Gevolg van de mental hygiene movement, de moeder-kind relatie werd nu als de oorzaak van gedragsproblemen gezien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Medisch Opvoedkundig Bureaus

A

Werden opgericht na de mental hygiene movement, kinderen konden hier behandeld worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

heilpedagogiek

A

Kwam naast de mental hygiene movement op in Duistland. Het ging over het gebruik van opvoedingsmaatregelen om psychische defecten op te lossen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

sociale pedagogiek

A

Ontstond vanaf 1900. Het ging niet specifiek over de moeder-kind relatie, zoals neurotisering, maar over de opvoeding buiten het gezin en de school.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

pedagogiek in het heden

A

Na de tweede wereldoorlog werd de pedagogiek steeds meer klinisch en inmiddels is het een empirisch-analytische wetenschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

anti-pedagogen

A

Zijn het er met gedragsgenetici mee eens dat de omgeving weinig invloed heeft op de ontwikkeling, waar we tegenwoordig anders over denken. Nu denken we dat zowel genetica als omgeving de ontwikkeling beïnvloedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Harry Harlow experiment

A

Baby aapjes werden bij een harde moeder aap van ijzerdraad en bij een zachte van badstof gezet. Welke moeder voor meer voeding zorgde maakte niet uit, ze spendeerden meer tijd bij de zachte moeder. Later in de ontwikkeling waren ze minder sterk op sociaal gebied, waaruit de conclusie dat gehechtheid belangrijk is kan worden getrokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het model van Bronfenbrenner

A

Een sociaalecologisch model dat gaat over de invloed op ontwikkeling door de omgeving met 5 systemen: microsysteem, mesosysteem, exosysteem, macrosysteem en schronosysteem. Bronfenbrenner geloofde dat de ontwikkeling van kinderen een gevolg was van proximale processen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

proximale processen

A

Interacties tussen het kind en personen, objecten en symbolen in de nabije omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

microsysteem

A

Opvoedingssituaties waarin het kind zich begeeft, zoals ouders, familie, buren, vrienden en school.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

mesosysteem

A

De interacties tussen de verschillende microsystemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

exosysteem

A

Dingen waarin het kind niet direct participeert, maar die wel de omgeving beïnvloeden, zoals de regering, media, vrienden/baan vaan ouders en teacher training instituten.

17
Q

macrosysteem

A

Grote structuren op afstand van het kind, zoals sociale normen, het land, legal systems en de politiek.

18
Q

chronosysteem

A

Gebeurtenissen die een kind beïnvloeden, zoals de geboorte van een brusje, een verhuizing of technologie.

19
Q

sociaal-contextueel procesmodel

A

Jay Belsky ontwikkelde het sociaal-contextueel procesmodel van opvoeding. Hij stelt dat opvoeding een wederzijdse beïnvloeding is van het kind en de opvoeder.

20
Q

transactioneel model

A

Van Arnod Sameroff. Hij vond dat andere modellen niet genoeg rekening hielden met het feit dat aanleg en omgeving veranderen met de tijd. Deze twee, omgeving en aanleg, zijn onderling ook afhankelijk van elkaar.