College 5 Flashcards

Persoonlijkheidsonderzoek en beroepsethiek

1
Q

Wat is de definitie van persoonlijkheid?

A

“Persoonlijkheid verwijst naar de blijvende kenmerken en gedrag dat de unieke aanpassing van een persoon aan het leven omvat, inclusief belangrijke eigenschappen, interesses, drijfveren, waarden, zelfconcept, capaciteiten en emotionele patronen.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stabiel vs. interactie met de omgeving

A

Een persoonlijkheidskenmerk kan andere delen van de hersenen gebruiken dan de meer reactieve persoonlijkheidstoestand, die interacteert met de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Twee belangrijkste professionele settings voor persoonlijkheidstesten?

A
  • Werksetting
  • Klinische setting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe worden persoonlijkheidstesten gebruikt in een werksetting?

A

Persoonlijkheidsonderzoek kan worden gebruikt voor het kiezen van personeel, bij het helpen van mensen met een burn-out of bij mensen die niet verder komen in hun carrière.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe worden persoonlijkheidstesten gebruikt in een klinische setting?

A

Ze kunnen vooraf aan de behandeling worden gebruikt als korte screening of als beoordelingsmateriaal voor de behandeling.

Tijdens de behandeling kunnen persoonlijkheidstesten worden gebruikt om redenen te vinden voor waarom een behandeling minder of niet aanslaat bij de patiënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom zijn persoonlijkheidstesten belangrijk?

A

Persoonlijkheid

  • Bepaald hoe symptomen zich manifesteren.
  • Bepaald hoe mensen omgaan met symptomen/stressoren.
  • Kan zowel een risicofactor als een beschermende factor zijn bij symptoomstoornissen.
  • Is een belangrijke factor in de keuze van therapeutische interventies. Een interventie kan bij de ene persoon beter passen dan bij de ander.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kan persoonlijkheid bepalen hoe symptomen zich manifesteren?

A

Wanneer we omgaan met de buitenwereld en potentiële stressoren, bepaalt de manier waarop we zijn gebouwd, de manier waarop we als persoon zijn, gedeeltelijk hoe we gaan reageren op de stressoren in onze omgeving. Daarom kan het vaak heel nuttig zijn om als onderdeel van de behandeling een beeld te krijgen van hoe iemand in elkaar zit, wat zijn kenmerken zijn en hoe je daar in therapie mee aan de slag kunt.

Persoonlijkheid bepaalt hoe symptomen zich manifesteren, bij de één kan een depressie er anders uitzien dan bij de ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Psychoanalytische en psychodynamische therapieën

A

Ze richten zich op de afweermechanismen en de egofunctie van mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Humanistische en ervaringsgerichte therapieën

A

Ze hebben een sterkere focus op fenomenologische theorieën over persoonlijkheid.

Roger is een van de grote namen in deze therapieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cognitieve gedragstherapieën

A

Sterke focus op gedrags- en sociale leertheorieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Type theorieën van persoonlijkheid

A

Type A (moeilijk persoon) of Type B (heel relaxed en zorgeloos). Heel zwart en wit.

Ontstaan uit de filosofie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Eigenschapsopvattingen over persoonlijkheid (Big Five)

A

Gebaseerd op factoranalyse.
Het is een empirisch model.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de dimensies/ persoonlijkheidseigenschappen van de Big Five?

A
  • Openheid voor ervaring
  • Conscientiousness
  • Extraversie
  • Agreeableness
  • Neuroticism
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Modaliteiten (verschillende manieren) van persoonlijkheidstests

A
  • Projectieve technieken
  • Zelfrapportage
  • Gedragsbeoordeling
  • Gestructureerde klinische interviews
  • Ecological Momentary Assessment
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

De projectieve hypothese

A

De hypothese is dat de stimuli, die ongestructureerd, vaag en dubbelzinnig zijn, ideale omstandigheden bieden voor onthullingen over innerlijke aspecten van de persoonlijkheid.

Dus alleen al het feit dat dit onduidelijk is, en dus vereist dat een persoon er zijn eigen reactie op bedenkt, zijn eigen gedachten en er creatief mee omgaat, is de reden dat er wordt aangenomen dat het iets laat zien over hoe je bent als persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Thematische apperceptietest (TAT)
(Thematic Apperception Test)

A
  • Een projectieve techniek
  • Het gaat meer om hoe je iets zegt dan om wat je zegt. Wat je zegt is meer een thema.
  • Formele analyse van de verhalen: Hoe vertelt de patiënt het verhaal?
  • Inhoudelijke analyse: Wat zegt de patiënt?
  • Het ‘hoe’ geeft een indicatie over de helderheid en samenhang van denkprocessen.
  • Het ‘wat’ zegt iets over opvallende emotionele thema’s.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Rorschach

A

Een projectieve techniek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Sentence completion test

A

Patiënt maakt halve zinnen af.

Het gaat over verschillende thema’s in iemands leven.

Focus op HOE de cliënt de lege plek invult en WAT de opvallende thema’s zijn.

Lijkt op de TAT, maar dan met zinnen in plaats van afbeeldingen.

Thema’s:

  • Ouders
  • Opvoeding
  • Wensen
  • Idealen
  • Relaties met anderen
  • Zelfbeeld
  • Ideeën over de toekomst
  • Schaamte
  • Schuld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Voordelen van projectieve testen

A
  • Klinische behoefte.
    o Het biedt een perspectief die veel andere instrumenten niet bieden.
    o Het geeft een groot bereik aan vrije reacties. Veel andere tests die we gebruiken, hebben een veel beperkter bereik van wat we kunnen beantwoorden.
  • Aantrekkelijkheid, ze zijn leuk om te doen en interessant om te interpreteren.
  • Validiteit en betrouwbaarheid kunnen heel goed zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Nadelen van projectieve testen

A
  • Wat je vraagt en wat je interpreteert is niet transparant.
  • Moeilijk om te leren.
  • Niet kosten effectief omdat het lang duurt om te scoren.
  • Validiteit en betrouwbaarheid kunnen slecht zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Zelfrapportage

A
  • Makkelijk om te gebruiken, kan ook in groepsverband, scoren is eenvoudig.
  • Informatie wordt verkregen op een gestandaardiseerde manier.
  • Resultaten kunnen statisch worden verwerkt.
  • Respons bias kan worden gedetecteerd.
  • Lage last voor respondent.
  • Tijdefficiënter dan projectieve testen. Voornamelijk omdat het weinig tijd kost voor de vakspecalist. En hierdoor ook kostenefficiënt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Frequent gebruikte instrumenten

A

(Na de / is de Nederlandse versie)

  • MMPI-2/NVM
  • NEO-PI-R/NEO-FFI (gebaseerd op de big five)
  • SIPP (Severity Index of Personality Problems)
  • Schema vragenlijst (wat voor schema’s hebben mensen uit hun jeugd?)
  • Temperament en karakterinventaris
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

MMPI-2

A
  • Een van de meest gebruikte testen in de wereld om persoonlijkheid te testen.
  • Heel lang, ongeveer 360 vragen.
    Meestal afgenomen op een computer.
  • De L, F en K gaan over validiteit.
  • De MMPI-2 wordt veel gebruikt door de FBI om een profiel te maken van seriemoordenaars in Amerika.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

De L, F en K schalen van de MMPI

A

De L, F en K schalen geven aan of er een eventueel probleem is met het interpreteren van de klinische schalen. Ze worden ook wel de leugenschalen genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

De L-schaal van de MMPI

A
  • Gaat over ongebruikelijke deugden.
  • Ontworpen om opzettelijke onderrapportage op te sporen.
  • Ze zeggen dat ze iets niet doen, ondanks dat het iets is dat vrijwel iedereen doet.
  • Als geen van de klinische schalen verhoogd is, maar de L-schaal heel laag is dan kan je er niet vanuit gaan dat er geen psychopathologie is.
26
Q

De F-schaal van de MMPI

A
  • Zelden goedgekeurde items
  • Ontworpen om overrapportage op te sporen.
27
Q

Wat zijn redenen voor een hoge score op de F-schaal van de MMPI?

A
  • Random
  • Expres
  • Vaste rapportage, dus altijd hetzelfde.
  • Onbedoeld
  • Kan als iemand distressed (angstig etc.) is.
  • Ernstige psychopathologie
28
Q

De K-schaal van de MMPI

A

Worden gebruikt om onbedoelde onderraportage op te sporen.

Subtiele items die allemaal vals zijn. Dus als mensen nog steeds hierop scoren kan dit een teken zijn van defensiviteit.

Als geen van de klinische schalen verhoogd is, maar de K-schaal heel laag is dan kan je er niet vanuit gaan dat er geen psychopathologie is.

29
Q

Hoe wordt de MMPI-2 gescoord?

A

Wordt gescoord op een T-schaal, dus het gemiddelde is altijd 50 en de standaarddeviatie is 10.

30
Q

SIPP

A

Severity Index of Personality Pathology.

Beoordeeld kerncomponenten van persoonlijkheid in relatie tot

  • Zelf: identiteitsintegratie, zelfsturing
  • Anderen: tolerantie van intimiteit, empathie

Meet 16 facetten op 5 klinische schalen:

  • Zelfcontrole
  • Identiteitsintegratie
  • Relationele capaciteiten
  • Sociale overeenstemming
  • Verantwoordelijkheid
31
Q

NEO-PI-R/NEO-FFI

A

Gebaseerd op de Big Five persoonlijkheidstest.

Meet OCEAN domeinen, maar kijkt ook naar individuele facetten binnen elk domein.

Meet “persoonlijkheidsstijlen”.

Latere versies bevatten ook profielen gerelateerd aan persoonlijkheidsstoornissen.

  • Het is niet de meest directe manier om dit te testen, maar het kan een indicatie zijn dat er een borderline dynamiek is.
32
Q

Wat zijn de domeinen van de NEO-PI-R?

A
  • Openness
  • Conscientiousness
  • Extraversion
  • Agreeableness
  • Neurotocism
33
Q

Valkuilen van zelfrapportage

A
  • Gevoelig voor sociale wenselijkheid.
  • Validiteit wordt bepaald door:
    o Hoeveel zelfinzicht iemand bezit (wat vaak laag is bij mensen met een persoonlijkheidsstoornis).
    o Door de sociale wenselijkheid die ze laten zien.
  • Erg gevoelig voor de staat van de respondent op het moment van invullen (bv. depressie, trauma, psychose).
34
Q

Behavioural assessment (gedragsbeoordeling)

A
  • Wordt het vaakst gebruikt in de context van cognitieve gedragstherapieën.
  • Beoordeling van probleemgedrag met gedetailleerde beschrijving van de context.
  • Bedoeld om te informeren over de interventies in de behandeling.
    o Wat veroorzaakt het probleem gedrag.
    o Hoe kunnen we daarmee werken in therapie.
    o Welke interventies zijn hier handig voor.
35
Q

Gestructureerde klinische interviews

A
  • Meet DSM-5 criteria voor persoonlijkheidsstoornissen.
  • Leidt tot een formele diagnose, gebaseerd op het voldoen aan een X aantal criteria.
  • Gestandaardiseerde vragen.
  • Duurt ongeveer 2,5 uur, dus niet erg kostenefficiënt.
  • Junior versie voor kinderen en adolescenten.
  • Kan worden gecombineerd met een screener (zelfrapportage) waarbij alleen de domeinen boven een bepaald niveau op de screener worden uitgevraagd.
36
Q

Ecological Momentary Assessment

A
  • Vrij nieuwe methode.
  • Een manier om het alledaagse leven van mensen te beoordelen.
  • Dit wordt vaak gedaan op een telefoon en dan krijgen ze meerdere pop-ups per dag op vaak random tijdstippen.
  • Het kan worden gecombineerd met iets als een activiteiten monitor.
  • Integreert zelfrapportage met fysiologische metingen en soms met gedragsmetingen die worden gemeten via de telefoon.
37
Q

Noodzaak van ethische regels

A
  • Diagnostische resultaten vormen de basis voor belangrijke beslissingen over een patiënt.
  • Om schade voor de patiënt te voorkomen is het noodzakelijk dat de beoordelingsprocedure op adequate wijze wordt uitgevoerd, en door personen met een hoog niveau van beoordelingsdeskundigheid.
38
Q

Wat is een vraag die je jezelf moet stellen voordat je begint aan een diagnostische vraag?

A

Is jouw expertise voldoende om de diagnostische vraag te beantwoorden?

Is het mogelijk om deze vraag te beantwoorden met de verschillende diagnostische testen die ik tot mijn beschikking heb?

39
Q

Richtlijnen voor de psychologische test procedure en rapportage

A

Bepaal wie de bestellende partij is: de patiënt, of iemand anders?

  • Een verwijzende therapeut kan niet de bestellende partij zijn, in dat geval is het de patiënt.
  • Patiënten zijn vrij om een beoordeling te weigeren of een rapportage te blokkeren.
  • Een uitzondering: wanneer de bestellende partij een rechter is (forenische setting), mag de patiënt de rapportage niet blokkeren, maar kan hij/zij weigeren mee te werken.
40
Q

Wat zijn de richtlijnen voor het stellen van vragen?

A

Het formuleren van duidelijke/heldere vragen

  • De vragen zijn gebaseerd op een serie hypothesen.
  • Check of er ethische problemen zijn in het beantwoorden van de vraag.
41
Q

Wat zijn de richtlijnen voor het kiezen van instrumenten?

A

Kies geschikte instrumenten

  • Vragen bepalen de keuze van de beoordelingsinstrumenten.
  • Het is niet nodig om de patiënt in te lichten over deze vragen.
  • Het is belangrijk dat je als psycholoog zelf op de hoogte bent van de betrouwbaarheid en validiteit van meetinstrumetnen.
42
Q

Wat zijn de richtlijnen voor de start van een beoordeling voor de patiënt?

A

De patiënt krijgt alle informatie over

  • De aard, duur, doel en procedure van de beoordeling.
  • Hoe resultaten worden gepubliceerd.
  • Rechten van de patiënt.
  • Hoe de therapeut of bestellende partij wordt geïnformeerd over de resultaten.
43
Q

Wat zijn de richtlijnen voor de administratie van testen?

A

Testafname moet in een optimale context zijn

  • Prettige omgeving (denk aan fijne kamertemperatuur en geen lawaai).
  • Voldoende ondersteuning.
  • Altijd onder verantwoordelijkheid van een psycholoog.
44
Q

Wat zijn de richtlijnen voor dataverwerking?

A

Interpretatie van testresultaten

  • Voorkom het opsommen van de resultaten en beschrijf resultaten in algemene termen.
  • Combineer en vergelijk testresultaten.
45
Q

Wat zijn de richtlijnen voor het rapporteren van de resultaten?

A

Integreren van resultaten in een rapport:

  • Datum van beoordeling
  • Patiëntgegevens
  • Vragen
  • Gebruikte instrumenten
  • Observaties, verloop van de beoordeling, gedrag gedurende beoordeling.
  • Geschiedenis
  • Resultaten
  • Samenvatting en conclusies op maat gemaakt voor de patiënt.
  • Duur van validiteit van het rapport.
  • Een verklaring dat het rapport alleen mag worden gebruikt voor deze specifieke vragen.
  • Het rapport wordt ondertekend door de verantwoordelijke psycholoog.
  • Datum waarop de resultaten aan de patiënt zijn verstrekt en de reactie van de patiënt op de resultaten.
  • Verklaring dat het rapport strict vertrouwelijk is.
46
Q

Waar moet je voor oppassen bij het rapporteren van de resultaten?

A

Een rapport is een concept-rapport totdat het is besproken met de patiënt (debriefing).

Vergeet het doel van de beoordeling niet.

47
Q

Wat zijn de richtlijnen voor het bestand (the file)?

A

Na het rapport bewaar je sommige informatie over de test voor een bepaalde periode.

  • Bevat alleen de data die relevant is voor de professionele relatie.
  • Je houdt de gegevens van de patiënt apart van de gegevens van anderen (partner-familie), zo kan de patiënt zijn eigen data zien zonder die van andere te zien en vice versa.
  • Zorg altijd voor een goede beveiliging van het bestand. Het bestand mag niet toegankelijk zijn voor mensen zonder toestemming.
  • Het bestand moet up to date zijn, toegankelijk en te begrijpen voor andere professionals, zodat zij indien nodig de behandeling kunnen voortzetten.
  • De patiënt kan een schriftelijk verzoek indienen om gegevens uit het bestand te verwijderen of the corrigeren.
48
Q

De rechten van de patiënt

A

De patiënt heeft recht op

  • Een uitgebreide debriefing.
  • Het lezen van het rapport voordat het wordt vrijgegeven.
  • Het aanvullen, corrigeren of verwijderen van gegevens.
  • Het krijgen van een kopie.
  • Het blokkeren van de vrijgeving van het rapport.
49
Q

De verplichting tot geheimhouding m.b.t. onderzoeksresultaten

A

De onderzoeksresultaten zijn strikt vertrouwelijk en de psycholoog heeft een strikte verplichting tot geheimhouding.

50
Q

Wat zijn de richtlijnen voor de beoordelingsgegevens?

A
  • Elk rapport moet de test data (scores) bevatten.
  • De patiënt ontvangt de voltooide testen niet.
  • Externe partijen kunnen het rapport ontvangen onder specifieke omstandigheden.
51
Q

Relevante legalisatie (WGBO)

A

Wet op de Geneeskundige Behandelovereenkomst (1/4/1995)

  • Reguleert patiëntenrechten.
  • Doel: informed consent.
  • Regels voor het archiveren van patiëntgegevens.
52
Q

WGBO archiveren

A
  • Het verzoek van een patiënt om het bestand in te zien moet binnen een maand worden ingewilligd.
  • Elk bestand moet voor tenminste tien jaar worden bewaard.
  • De patiënt kan een aanvraag doen voor vernietiging van het bestand.
53
Q

Verplichting tot geheimhouding m.b.t. het bestand

A
  • Er mogen geen derde partijen worden ingelicht over de inhoud van het bestand.
  • Alleen als het nodig is voor de behandeling die ze kunnen bieden aan de patiënt mag een derde partij worden geïnformeerd over de inhoud van het bestand.
  • Het rapport mag zonder toestemming van de patiënt woren besproken tijdens supervisie.
54
Q

Het verbreken van de geheimhoudingsplicht

A

Alleen mogelijk onder specifieke omstandigheden:

  • De psycholoog heeft zijn uiterste best gedaan om toestemming te krijgen van de patiënt om het rapport vrij te geven.
  • Consequencies van niet spreken met derden zou heel serieus zijn (bv. moord of zelfmoord).
  • Er kan niets anders worden gedaan om deze ernstige gebeurtenissen te voorkomen.
55
Q

Wat zijn de richtlijnen voor als je de geheimhoudingsplicht moet breken?

A
  • Overleg altijd met één of meer collega’s, of een beroepsvereniging.
  • Zorg er altijd voor dat u de gesprekken die u erover voerde, en de verschillende overwegingen, noteert.
56
Q

Relevante wetgeving (act big)

A
  • Reguleert de noodzaak van het opleiden van professionals, de kwalificaties en de kwaliteit van de training.
  • Geregistreerde professionals moeten zich houden aan de beroepscode.
  • Geregistreerde professionals die de code ernstig en herhaaldelijk overtreden kunnen de BIG-registratie worden afgenomen.
57
Q

Beroepsvereniging

A
  • Naast de formele wetgeving kent de beroepsvereniging van psychologen (NIP) ook een beroepscode.
  • Onprofessioneel gedragen kan resulteren in een waarschuwing, een berisping, een tijdelijk ontslag of het afnemen van de BIG-registratie.
58
Q

Burgerlijk recht

A

Een patiënt kan de psycholoog aanklagen en een financiële compensatie eisen voor geleden schade.

Een professionele psycholoog moet daarom altijd de goede verzekeringen hebben.

59
Q

Plichtsverstrengeling (conflict of obligations)

A

Er ontstaat een plichtsverstrengeling als de wet een bepaald gedrag van de behandelaar eist die in strijd is met zijn verplichtingen.

60
Q

Het recht tot zwijgen in de rechtszaal

A

Het kan zijn dat de psycholoog verplicht is te getuigen over een cliënt, wat in strijd is met zijn verplichting om niet over de patiënt te spreken.

De psycholoog moet in dat geval gebruik maken van zijn zwijgrecht.

Normaal gesproken is iedereen verplicht informatie te verstrekken op verzoek van een rechter. Psychologen kunnen dit verzoek echter afwijzen vanwege hun geheimhoudingsplicht.