College 4 Flashcards
Diagnostiek van gedragsproblematiek
Waar ligt de nadruk op bij diagnostiek van gedrag?
De nadruk ligt op “what a person does” tegenover “covert internal thoughts and processes”.
Uitgebreide definitie van psychodiagnostiek
Het proces van het onderzoeken en vaststellen van de aard en de functie van (uitdagend en problematisch) gedrag binnen een culturele en sociale context.
Wat is het doel van psychodiagnostiek?
Informatie verstrekken die nodig is voor behandelingen en het verbeteren van educatie- en ontwikkelingsmogelijkheden voor individuele kinderen.
Waar richten we ons op tijdens gedragsonderzoek?
Op observeerbaar gedrag.
Wat is belangrijk voor de methoden bij gedragsonderzoek?
De gekozen instrumenten (methoden) dienen het observeerbare gedrag in kaart te kunnen brengen.
Onderzoek in de jaren 30 tot 70
Nadruk op observatie.
Tellen van het aantal keer dat een bepaalde gedraging voorkwam.
Zeer specifieke settings.
Gedrag werd gezien als in hoge mate context- of setting-afhankelijk.
Behoefte aan minder inferentiële (generaliseerbare) methoden om informatie te verzamelen over gedrag.
- (Speciaal) onderwijs
Beweging naar diagnostiek van observeerbaar gedrag.
Wat zijn de voordelen van observeren?
- Diagnostiek van gedrag is over het algemeen objectiever dan (bijv.) persoonlijkheidsonderzoek.
- Diagnostiek van gedrag is minder inferentie-gevoelig m.b.t. interpretatie van gedrag.
- Lagere kosten
o Je kan aan meerdere mensen vragen stellen en de antwoorden integreren.
Wat zijn de valkuilen van observeren?
- Hoe we ons voelen komt niet altijd overeen met wat we doen.
- Vragenlijsten rondom gedrag zijn onderhevig aan ‘respons sets’.
- Externaliserend gedrag is ‘gemakkelijker’ te observeren en in kaart te brengen.
- Internaliserend gedrag is moeilijk in kaart te brengen.
o Beperkingen in de instructies van het diagnostisch instrument.
o Externaliserende problemen kunnen de internaliserende problemen ‘maskeren’.
Wat is een respons set?
De volgorde van responsen op een gedragsvragenlijst.
Als de antwoorden die iemand geeft of hetgeen wat je beoogt te meten, niet het juiste beeld geeft van wat je probeert te meten.
Het kan een te positief beeld geven door sociaal wenselijke antwoorden, of een te negatief beeld doordat iemand iets bewust aandikt om een bepaalde diagnose of behandeling te krijgen.
Een vragenlijst kan iemand misleiden richting een ander beeld dan wat je hoopt te meten of te weten.
Of je een goede uitspraak kan doen over een individu op basis van de normgroep.
Wat kan iemand misleiden richting een ander beeld dan wat je hoopt te meten of te weten?
- Door de volgorde van de vragen kan iemand denken te weten waar het over gaat en vanuit dat perspectief de vragen beantwoorden.
Vb. als er veel vragen in een vragenlijst gaan over bv. angst kan degene die de vragenlijst beantwoordt een dwangvraag vanuit dat perspectief interpreteren.
- Hoe lang een vragenlijst is heeft hier ook invloed op.
Waar ben je tijdens de intake mee bezig?
Met gedragsdiagnostiek; je wilt informatie vergaren voor interventies.
Waar begin je bij voorkeur mee tijdens een intake?
Met een screening.
Een screening
Met een screening vraag je zo breed mogelijk naar zo veel mogelijk dingen. Een minpunt is dat het over inclusief is en hierdoor te veel vals positieven geeft. Maar hiermee wijst het jou wel op heel veel mogelijkheden.
Wat komt er idealiter na de screening?
Een oordeel van een clinicus.
Wat komt er vaak na de screening? En in welke fase gebeurt dit?
Een uitgebreide assessment, dit gebeurt in de testing/diagnosis fase. Hier vraag je veel uitgebreider naar dingen en heb je veel betere specificiteit, je kan dus veel beter uitsluiten.
Wat komt er na de assessment?
Een clinicus die alles bij elkaar raapt om de voordelen van zowel de screening als de assessment te gebruiken.
Wat doe je in een gedragsinterview?
Vragen stellen over het doelgedrag.
Wat is het doel van een intake?
Het helpt de clinicus om een algemeen beeld te krijgen van problematisch gedrag en de variabelen die zorgen voor instandhouding/voortduren van de problemen.
- Het eerste deel is het classificeren.
- Het tweede deel, dus een beeld krijgen van de variabelen die zorgen voor instandhouding/voortduren van de problemen, is wat je mist met de classificatie en de DSM.
Wat wil je vooral begrijpen tijdens de intake?
De antecedenten. Hier kan je achter komen middels een open gesprek.
Wat kan nodig zijn om het totaalplaatje te krijgen tijdens een intake gesprek?
Het gebruiken van (semi-)gestructureerde diagnostische interviews.
Wat zijn de primaire doelen van een intake?
Ten eerste het vaststellen van de hulpvraag, en daarna de vertaalslag maken naar de behandeling.
ABC-model voor gedragsinterviews
Bestaat uit:
Antecedenten (A)
Behaviour/gedrag (B)
Consequenties (C)
Antecedenten (ABC-model)
- Triggers voor het te onderzoeken gedrag.
- Wat gaat eraan vooraf?
Behaviour/gedrag (ABC-model)
- Hoe ziet het gedrag er precies uit?
- Hoe vaak komt het voor?
Consequenties (ABC-model)
- Wat gebeurt direct nadat het gedrag is gezien?
- Hoe reageren anderen (volwassenen, leeftijdsgenoten)?
Wat is het belangrijkste bij het ABC-model?
Dat je veel doorvraagt en veel vraagt of het klopt.