College 4 - Diagnostiek bij delinquente jongeren en cultuur sensitieve diagnostiek Flashcards

1
Q

Waar moet je rekening mee houden bij cultuur sensitieve diagnostiek?

A

Houding cliënt in gesprek/testsituatie
Taal-communicatieproblemen
Toepasbaarheid diagnostische test
Verwachtingen hulp ouders
Gezinsrelaties: rollen en omgang
Opvoedingsidealen en eisen
Schaamte-schuld gevoelens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Opvoeding en kindermishandeling in cultuur sensitieve diagnostiek.

A

Opvoeding verschilt tussen culturen
- Verschillen in verwachtingen wat kind op bepaalde leeftijd kan
- Verschillen in wat adaptief gedrag is
- Verschillen in wat gebruiken/tradities
- Verschillen in gedachtes over wat schadelijk is voor kinderen
Verschillend opvoedgedrag kan zelfde doel hebben
Normativiteit van opvoedgedrag speelt een rol
Maar bepaald gedrag cross-cultureel gerelateerd aan negatieve kind uitkomsten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Problematiek bij migrantenkinderen (vluchtelingen)

A

Traumatische ervaringen voor migratie
Migratieproces, acculturatiestress, taalproblemen
“Healthy Migration effect”: positieve kant en effecten van (werk)migranten
Extra stessors post-migratie
- Socio-economisch
- Sociaal en interpersoonlijk
- Proces asielaanvraag en opvang
- Gebrek aan controle en voorspelbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rekening houden met diagnostiek bij migrantenkinderen (vluchtelingen)

A

Culturele achtergrond
Leeftijdsspecifieke symptomen
Trauma
Angsten
Identiteitsontwikkeling
Rol van ouders
Spanningen binnen het gezin
Stress door post-migratie factoren
Risico’s op kindermishandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn beschermende factoren voor migrantenkinderen? (Fissela)

A

Steun vanuit sociaal netwerk
Mogelijkheid om te werken
Toegang tot onderwijs
Participeren in de maatschappij
Religie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke ontwikkelingstrajecten zijn er volgens Broldy et al. (2025); Ilsen et al. (2022)

A
  1. Life course persistent (childhood onset)
  2. Childhood limited
  3. Adolescent limited
  4. Adolescence delayed-onset
  5. Adulthood onset
  6. Stable low
  7. Abstainers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn verschillen tussen Klinische vs Forensische diagnostiek?

A

Primaire doel: problemen behandelen vs. recidive voorkomen
Cliënt: ouders of kind vs. rechtssysteem/maatschappij
Meer gebruik van informatie van verschillende informanten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe werkt risicotaxatie & management binnen de diagnostiek?

A

Gedegen probleem analyse > effectieve aanpak
- Tijd
- Multisource informatie
- Professional: expertise/doortastend/empathisch
- Professional: expertise/doortastend/empathisch
- Criminaliteitsanalyse: aard en frequentie delinquent gedrag

Drie stappen:
- Onderkenning aard/ernst gedragsproblemen/delinquent gedrag
- Bede oriëntatie op comorbide problemen
- ADHD/Depressie/Autisme/LVB/Middelen Misbruik etc.
- Inventarisatie van protectieve/risico factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ziet het Risk Need Responsivity - model er uit?

A
  1. Risk - behandeling afstemmen op recidiverisico
    - Risicotaxatie instrumenten
  2. Need - behandeling richt zich op
    - Dynamische risicofactoren, die de kans op recidive vergroten (criminogene behoefte) dan wel de kans op rehabilitatie doen afnemen (responsiviteit/handhaving)
  3. Responsivitiy - afstemming van behandeling op individu- flexibiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de ‘Central Eight’ criminogene behoeftes?

A

Individuele factoren
- Geschiedenis antisociaal gedrag
- Antisociale grondhouding/persoonlijkheid
- Impulsiviteit, Thrill seeking, Rusteloosheid, Agressief gedrag
- Pro-criminele attitudes
- Rationaliseren van delicten, negatieve houding t.o.v. justitie
- Middelenmisbruik

Contextuele factoren (maatschappelijk functioneren)
- Pro-criminele sociale omgeving
- criminele vrienden, isolatie van prosociale anderen
- Problemen familie-/partnerrelaties
- Mishandeling binnen gezin, problematische partnerrelatie
- Problemen school/werk
- Problemen pro-sociale vrije tijds/dagbesteding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat houdt Responsiviteit in het RNR model?

A

Specifieke afstemming
- Afstemming van behandeling op intelligentie, gender, leerstijl persoonlijkheid van individu
Algemene responsiviteit
- Effectieve interventies gebruiken (CGT)
- Deskundige ervaren therapeut
- Vorm behandeling (rollenspel, oefenen)
- Behandelrelatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

From risk assessment to risk management: matching interventions to adolescent offenders’ strengths and vulnerabilities (Sing et al., 2014).

In hoeverre wordt er gewerkt volgens het RNR model?

A

Risk: is er een match tussen aantal strengths & vulnerabilities en aantal behandelingen?
- Vooral op individueel-niveau weinig
Need: worden de ‘kritieke risicofactoren’ behandeld?
- Ongeveer in 50% van de gevallen
Responsivity: krijgen de belangrijkste strengths aandacht in de behandeling?
- Ongeveer in 25% van de gevallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

From risk assessment to risk management: matching interventions to adolescent offenders’ strengths and vulnerabilities (Sing et al., 2014).

Hangt werken volgens RNR model samen met minder problemen?

A

Risk: betere match strengths en interventies > minder externaliserend probleemgedrag. Betere match vulnerabilities en interventies > geen relatie externaliserend probleemgedrag
Need: betere match kritieke risicofactoren en interventies > minder externaliserend probleemgedrag
Responsivity: betere match belangrijkste strengths en interventies > minder externaliserend probleemgedrag bij jongens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Many, more, most: 4 risk profiles of adolescents in residential care (Janssen-de Ruijter et al., 2017)

Is er een patroon in risicofactoren?

A

Niet enkel ernst, type en grootte van risicofactor maar ook onderlinge samenhang.
4 groepen op basis van risicofactoren
- Groep 1: Individueel (drugsgebruik) - peers (criminieel milieu) - school (spijbelen)
- Groep 2: Individueel (drugsgebruik) - peers (criminieel milieu) - school (spijbelen) - gezin (kindermishandeling)
- Groep 3: afwijzing leeftijdsgenoten (peers)
- Groep 4: kindermishandeling en huiselijk geweld (gezin)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

eHoe zien de risicoprofielen na ontslag van zorg er uit? (Janssen-de Ruijter et al., 2021)

A

48% minstens 1 delict na ontslag
Groep 3 (peers): minste aantal delicten
Groep 1 (Individueel/peers/school) & 2 (individueel/peers/school & gezin): meer delicten (licht, middelzware en zwaar) dan groep 3
Groep 4 (gezin): vergelijkbaar aantal middelzware delicten als groep 1 & 2, meer middelzware en zware delicten dan groep 3
+ Eerdere veroordelingen hoogste aantal severe delicten in vergelijking met ander groepen met eerdere veroordeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom is pedagogische permanentie het streven in de pleegzorg?

A
  • Permanente plek met hechtingsfiguren geeft kinderen de beste kans op herstel na negatieve ervaringen
  • Gezinsopvoeding is DE gouden standaard: zo thuis mogelijk opgroeien - terugkeer mogelijk maken
  • Stabiliteit en continuïteit zijn wezenlijke randvoorwaarden voor ontwikkeling
  • Research laat duidelijk zien dat kinderen zich in gezinnen beter ontwikkeling; dat er sprake is van inhaalgroei op alle gebieden, o.a. gehechtheid, als kinderen in een stabiele, continue, sensitieve gezinsomgeving terechtkomen. Hoe duidelijker de (juridische) context hoe beter het met de kinderen gaat.
17
Q

Hoe ziet de hiërarchie van plaatsing opties er uit wanneer opvoeden thuis niet gaat?

A
  1. Wonen in je geboortegezin
  2. Tijdelijk elders wonen met terugkeer perspectief (voorkeur bij verwanten)
  3. Adoptie, voogdij, lange termijn pleegzorg bij verwanten
  4. Adoptie door niet verwanten
  5. Gespecialiseerde lange termijn pleegzorg
  6. Lange termijn opvang in een residentiële setting
18
Q

Wat zijn volgens het gastcollege de cijfers en kenmerken van adoptie?

A
  • In totaal zo’n 60.000 geadopteerden in Nederland uit meer dan 100 verschillende landen
  • 2023: 50 kinderen opgenomen in Nederlandse gezinnen
  • Permanent
  • Kleinschaliger dan pleegzorg
  • Zichtbaarder dan pleegzorg
  • Geen standaard hulp
19
Q

Wat zijn volgens het gastcollege de cijfers en kenmerken van pleegzorg?

A

Jaarlijks rond de 22.000 kinderen in pleeggezinnen
- Vaker tijdelijk
- Ca helft in netwerkgezinnen
- Pleegzorgcontract, pleegzorgbegeleiding
- Therapeutische variant in gezinshuizen

20
Q

Trauma is niet hetzelfde als traumatisering. Wat is trauma en wanneer spreek je van traumatisering?

A
  • Onverwerkt trauma vloeit overweldigende ervaringen die niet kunnen worden geïntegreerd
  • Activeert instinctieve overlevingsmechanismen, hypo / hyper arousal & basale neurobiologische verdedigingsreacties
  • Bestaat grotendeels uit impliciet, procedureel geheugen hetgeen lichamelijk reacties bottom up triggert
  • Bij trauma gaat het om Event Experience Effect –> gebeurtenis waardoor ‘het systeem’ overweldigd wordt en in een overlevingsreactie terecht komt en er geen directe passende steun/hulp van omgeving is.
21
Q

Beyond the ACE score: Examining relationships between the timing of developmental adversity, relational health and developmental outcomes in children (Humbrick et al.; Perry & Winfrey)

Wat zegt dit artikel over timing en herstel van ACE’s?

A

“Als een kind in de eerste twee maanden van zijn leven een grote tegenslag te verduren had gehad zonder dat er een relationele buffer was, maar de daaropvolgende twaalf jaar in een gezondere omgeving had doorgebracht, was de uitkomst slechter dan voor kinderen die in de eerste twee maanden van hun leven weinig tegenslag en een gezonde relationele verbondenheid hadden gehad, maar de daaropvolgende twaalf jaar wel veel tegenslagen hadden doorgemaakt.”

22
Q

Zeven belangrijke thema’s bij pleegzorg (en adoptie)

A
  1. Verlies
  2. Afwijzing
  3. Schuld/schaamte
  4. Verdriet
  5. Identiteit/cultuur/etniciteit
  6. Intimiteit
  7. Controle
23
Q

Moet je nou altijd en blijvend met de pleegzorg achtergrond rekening houden?

A

Ja, want:
1. Profiel van kinderen die opgroeien in pleegzorg is veranderd (beweging van nul)
2. Bij pleegkinderen (en geadopteerden) worden de effecten van ELS/ACE’s vaak ‘vergeten’/onderschat –> impact op stress systeem en op gedrag nooit vergeten!
3. Kennis van trauma, gehechtheid, intergenerationele overdracht benutten bij inschatten problematiek en keuzes voor diagnostiek en behandeling
4. Kan na jaren gaan opspelen - rond ‘life-events’ en nav ‘micro’ agressies
5. Bepaalt ‘testbaarheid’ van het kind (of volwassene)! Wees FLEXIBEL weeg altijd het toestandsafhankelijk functioneren mee.

24
Q

Where Trauma meets Attachment Developmental Trauma Disorder (DTD) (vd Kolk, 2005; vd Kolk & PYnoos, 2009)

Wat stelt dit artikel over DTD?

A

Exposure for at least 1 year to: traumatic experiences during childhood or adolescence leads to:
- affective and physiological dysregulation
- dysregulation of attention and behaviour
- inadequate and dysregulated self-image
- problematic relationship formation (attachment)
- PTSD symptomatology
DTD leads to impairment in functioning at school, in the family, with peers, mental and physical health
DTD is useful in clinical practice, not (yet) in the DSM5