College 2 - Ontwikkelingspsychopathologie & Veerkracht Flashcards

1
Q

Wat is ontwikkelingspsychopathologie?

A
  • Integratieve benadering om te onderzoeken hoe psychopathologie ontstaat en zich ontwikkelt
  • Afwijkend van de normale ontwikkeling
  • Gedrag past niet bij ontwikkelingsniveau kind
  • Psychopathologie is dus afhankelijk van het ontwikkelingsniveau en leeftijd van het kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe ziet de normale ontwikkeling er uit (Fases/Leeftijd/Ontwikkelingstaken)?

A
  1. Babytijd (0-1jr): regulering biologische processen, (veilige) hechting
  2. Peutertijd (1-2,5jr): Emotieregulatie, zelfbepaling
  3. Kleutertijd (2,5-6jr): Zelfregulering, relaties buiten familie
  4. Schoolse leeftijd (6-11jr): Academische vaardigheden, sociale omgeving
  5. Vroege adolescentie (11-13jr): Individualisering, identiteit, seksualiteit
  6. Adolescentie (13-17jr): Onafhankelijkheid, seksuele relaties
  7. Late adolescentie/jonge volwassenheid (17-20jr): Werk, doel en betekenis van het leven, relaties voor het leven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe ziet de normale ontwikkeling er uit in de babyfase (0-1) jaar en welke psychopathologie kan er plaats vinden?

A

Normale ontwikkeling:
- Regulering biologische processen
- (Veilige) hechting

Psychopathologie:
- Hechtingsstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ziet de normale ontwikkeling er uit in de peutertijd (1-2,5jr) en welke psychopathologie kan er plaats vinden?

A

Normale ontwikkeling:
- Emotieregulatie
- Zelfbepaling

Psychopathologie:
- Autismespectrumstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe ziet de normale ontwikkeling er uit in de kleutertijd (2,5-6jr) en welke psychopathologie kan er plaats vinden?

A

Normale ontwikkeling:
- Zelfregulering
- Relaties buiten familie

Psychopathologie:
- ADHD
- Separation Anxiety Disorder
- Oppositional Defiant Disorder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe ziet de normale ontwikkeling er uit in de schoolse leeftijd (6-11jr) en welke psychopathologie kan er plaats vinden?

A

Normale ontwikkeling:
- Academische vaardigheden
- Sociale omgeving

Psychopathologie:
- Leerstoornissen
- Angststoornissen
- Conduct Disorder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe ziet de normale ontwikkeling er uit in de vroege adolescentie (11-13jr) en welke psychopathologie kan er plaats vinden?

A

Normale ontwikkeling:
- Individualisering
- Identiteit
- Seksualiteit

Psychopathologie:
- Middelenmisbruik
- Depressie
- Stemmingsstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe ziet de normale ontwikkeling er uit in de late adolescentie (17-21)?

A

Normale ontwikkeling
- Werk
- Doel en betekenis van het leven
- Relaties voor het leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ziet de normale ontwikkeling er uit in de adolescentie (13-17jr) en welke psychopathologie kan er plaats vinden?

A

Normale ontwikkeling:
- Onafhankelijkheid
- Seksuele relaties

Psychopathologie:
- Eetstoornissen
- Psychotische stoornissen (Schizofrenie)
- Persoonlijkheidsstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe ziet de normale ontwikkeling er uit met psychopathologie? (Fases/Leeftijd/Psychopathologie)?

A
  1. Babytijd (0-1jr): Hechtingsstoornissen
  2. Peutertijd (1-2,5jr): Autismespectrumstoornissen
  3. Kleutertijd (2,5-6jr): ADHD, Separation Anxiety Disorder, Oppositional Defiant Disorder
  4. Schoolse leeftijd (6-11jr): Leerstoornissen, Angststoornissen, Conduct Disorder
  5. Vroege adolescentie (11-13jr): Middelenmisbruik, Depressie en Stemmingsstoornissen
  6. Adolescentie (13-17jr): Eetstoornissen, Psychotische stoornissen (Schizofrenie) en Persoonlijkheidsstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke biologische contexten spelen er er binnen het ontwikkelingsmodel?

A

Biologische context
- Genetica
- Hersenchemie en structuur
- Neurologisch en neuropsychologisch functioneren
- Temperament

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke individuele contexten spelen er er binnen het ontwikkelingsmodel?

A

Individuele context:
- Persoonlijkheid
- Cognitie
- Emoties
- Verwachtingen m.b.t. relaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke sociale contexten spelen er er binnen het ontwikkelingsmodel?

A

Sociale context:
- Relaties buiten de familie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke familie contexten spelen er er binnen het ontwikkelingsmodel?

A

Familie context:
- Ouder-kind relatie
- Opvoeding
- Relaties tussen overige gezinsleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke culturele/maatschappelijke contexten spelen er er binnen het ontwikkelingsmodel?

A

Culturele/maatschappelijke context:
- Etniciteit
- Religie
- SES

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doen protectieve mechanismen in een continuüm van normale ontwikkeling tot psychopathologie?

A

Verminderen de impact van een risicofactor, verminderen negatieve kettingreacties, bevorderen zelfvertrouwen en coping vaardigheden, stellen het kind in positie om verder te ontwikkelen.

17
Q

Wanneer spreken we van een stoornis?

A

Een geheel van afwijkende emoties, gedachten en/of gedragspatronen die:
- Het functioneren belemmeren of negatief beïnvloeden waar die persoon onder lijdt
Wordt gedefinieerd als een fysiologische, psychische en/of neurologische afwijking
Geen verklaring voor bepaald gedrag
Criteria voor afwijkend gedrag kunnen echter cultuurspecifiek en maatschappelijk gebonden zijn

18
Q

Wat is equifinaliteit en multifanilteit?

A

Equifinaliteit:
- Verschillende ontwikkelingspaden kunnen tot dezelfde uitkomst leiden
Multifinaliteit:
- Één risicofactor kan tot verschillende ontwikkelingsuitkomsten leiden.

19
Q

Wat is veerkracht (resilience)?

A

Ondanks negatieve omstandigheden optimaal ontwikkelen
Individueel kenmerk vs complex systeem van beschermende factoren
Persoonlijkheidskenmerk vs dynamisch proces

20
Q

Wat zegt Masten (2015) over resilience?

A

‘Resilience can be broadly defined as the potential or manifested capacity of a dynamic system to adapt succesfully to disturbances that threaten the function, survival, or development of the system’.

21
Q

Wat zijn beschermende factoren volgens de contexten binnen het ontwikkelingsmodel?

A

Biologisch: genetisch component, hersenanatomie:
- Grotere hypocampus
- Betere connecties tussen het limbisch system en de prefrontaal cortex
Individueel: positief zelfbeeld, goed herinterpreteren, mentale flexibiliteit, controle over emoties
Familie: ouderbetrokkenheid, positief gezinsklimaat
Sociaal: vriendschappen
Maatschappij: sociale cohesie (stimatisering/discriminatie), inspraak

22
Q

Wat zijn resilience factors in adolescence?

A
  • Steun vrienden
  • Steun familie
  • Familie cohesie
  • Zelfvertrouwen positief en negatief
  • Weinig rumineren
    – Brooding- passief/zelfkritisch op symptomen
    – Reflective- actief, inzicht in problemen
  • Weinig agressie
  • Distress tolerance
  • Weinig expressive suppression
23
Q

Wat zijn de resultaten mbt resilience factors (RF) en childhood adversities (CA)?

A

CA+ hoger op distress en lager op resilience factors
Geen verschil tussen de CA- en CA+ groep in de afname van negatief zelfvertrouwen
Alleen bij 14 jaar blijken RF’s elkaar minder te versterken in de CA+ dan in de CA- groep. CA heeft mogelijk een duidelijker effect op 14 jaar.
Geen verschil in samenhang RF en distress tussen groepen of over tijd. RF mogelijk even beschermend op 14 als op 17 jr en voor beide groepen.

24
Q

Welke conclusie wordt er getrokken mbt resilience factors (RF) en childhood adversities (CA)?

A

Zelfperceptie en zelfregulatie ontwikkelen tijdens adolscentie
Childhood adversities - meer distress en minder resilience factoren
Samenhang factoren gelijk CA+ en CA-
Patroon stabiel over tijd
- Langetermijn effecten van childhood adversities
Interventies richten op factoren
- Die in deze periode verbeteren?
- Die stabiel blijven?
Behandeling:
- Richten op negatief zelfvertrouwen en ruminatie (brooding?) > sterkste gerelateerd aan distress en aan overige RFs

25
Q

Wat doet Jeugdbescherming West?

A

Civiele maatregelen (0-18 jaar)
- Ondertoezichtstelling (OTS)
- Voogdij
Strafrechtelijke maatregelen (12-23 jaar)
- Toezicht en begeleiding

26
Q

Wat houdt een ondertoezichtstelling (OTS) in?

A

Op advies van de Raad voor de Kinderbescherming
- Kindermishandeling
- Psychische problemen of verslaving ouders
- Ernstige gedragsproblemen kind
Uitgesproken door de kinderrechter
Ouders behouden het gezag
Belangrijke beslissingen worden samen genomen
Er kan een schriftelijke aanwijzing worden gegeven
- Een opdracht om iets wel of juist niet te doen
- Moet in het belang van de jongere zijn
- Als ouders niet meewerken bekrachtiging door kinderrechter

27
Q

Wanneer wordt een uithuisplaatsing gebruikt?

A

In het kader van een ondertoezichtstelling
Als er sprake is van ernstige opgroei- of opvoedproblemen
Uitgesproken door de kinderrechter
Voor een bepaalde periode
- Hulpverlening voor ouder en kind inzetten
- Aanvaardbare termijn
- Vrijwillig kader overwegen
In geval van voogdij is een machtiging niet nodig
- Rekening houden met verandering, blijven kijken naar mogelijkheden
– Ontwikkeling ouders
– Levensfase kind

28
Q

Wanneer wordt jeugdreclassering gebruikt?

A

Als de jongere in aanraking is gekomen met politie of justitie
- Strafbare feiten
- Schoolverzuim
Toezicht en begeleiding
- Toezien op het nakomen van voorwaarden
- Inzetten van jeugdhulpverlening
Adolescenten strafrecht