college 4 Flashcards
persoonlijkheid
drie typische elementen van persoonlijkheid
- Stabiel (verandert niet van de ene op de andere dag) 2. Gedrag, gevoelens en gedachtes die kenmerkend zijn voor een persoon 3. Voorspellend
vier manieren om persoonlijkheid te benaderen
Psychodynamisch, eigenschappen, sociaal-cognitief en humanistisch
psychodynamische benadering
Bestaat uit: id, ego en superego (moreel kompas).
pleasure principle
Dat we de neiging hebben om te doen wat goed voelt, wat ons id wil, dierlijk instict/verlangen. (Freud)
reality principle
Doen wat de sociale wereld van je wil, compromissen van het ego.
psychoanalytic theory
Onbewuste mentale conflicten bepalen ons gedrag en onze persoonlijkheid.
psychic determinism
Hierbij wordt ervan uit gegaan dat gedrag en persoonlijkheid eerder door psychologische processen komen dan door biologische. (Freud)
intrapsychic
Ofwel psychodynamic, refereert naar de intrapsychic conflicten, innerlijke onbewuste conflicten.
defense mechanisms
Het ego maakt hier gebruik van. Dit zijn onbewuste tactieken om angst en schaamte uit te sluiten, door bedreigend materiaal niet te laten surfacen of te verbergen wanneer dit wel gebeurt. Er zijn er 8 van: repressie, rationalisering, projectie, reactieformatie, sublimatie, displacement, ontkenning en compensatie.
repressie
Het geheel wegdrukken van een gebeurtenis.
rationalisering
Proberen om handelingen en gedachten redelijk te maken, het begrijpelijk of acceptabel maken van handelingen voor anderen.
projectie
Het projecteren van de eigen gevoelens op een ander. Ik vind deze film eng, dus jij bent vast ook wel bang.
reactieformatie
Het tegenovergestelde doen van wat we willen. Seksuele interest in een getrouwde vrouw kan zich uiten als haat naar haar.
sublimatie
Onacceptabele impulsen worden op andere manieren zichtbaar in sociaal geaccepteerde vormen, zoals seksuele gevoelens in kunst of agressieve neigingen in sport.
displacement
Het verplaatsen van een impuls naar een minder dreigend doelwit. Woede naar baas uiten op vrouw.
ontkenning
Simpelweg het ontkennen van bedreigende impulsen. Ontkennen dat je je ooit aangetrokken hebt gevoeld tot hetzelfde geslacht.
compensatie
Het compenseren voor een onbewuste angst.
Gordon Allport
Kwam erachter dat veel bijvoeglijke naamwoorden in het woordenboek op elkaar leken en clusters vormden. Heeft veel belangrijk onderzoek naar persoonlijkheid en traits gedaan.
centrale persoonlijkheidskenmerken
Globaal, zoals betrouwbaarheid.
secundaire persoonlijkheidskenmerken
Specifiek, zoals drukte haten. Deze beïnvloeden gedrag veel minder.
primaire trekken
Achterliggende clusters zorgen ervoor hoe jij je in veel situaties gedraagt.
secundaire trekken
Heel specifiek, de uitzonderingen van hoe jij je normaal gedraagt.
Raymond Cattell
Gebruikte wiskundige analyse. Hij maakte lange vragenlijsten en deed daaroveren een factoranalyse (16 persoonlijkheidsfactoren). Big five.
factoranalyse
Hierbij wordt onderzocht welke personality traits een verband hebben met elkaar, zoals of boos zijn wat te maken heeft met veel angstig zijn. (Cattell)
Big Five
Extraversie - introversie (sociaal); hulpvaardigheid - eigengerichtheid (medeleven); stabiliteit - neuroticisme (kalm); zorgvuldigheid - onzorgvuldigheid (punctueel); open voor ervaringen - gesloten (kunstzinnig) (van Cattell)
latente trekken
Trekken die niet zichtbaar zijn, zoals intelligentie.
Watson over de 50% theorie
Ongeveer 50% van de persoonlijkheidstrekken is aangeleerd, de andere 50% genetisch. Watson zegt van niet, volgens hem is alles aangeleerd (behaviorist).
Hans Eysenck
Biologische trait theorist. Richtte zich vooral op introversion - extraversion en emotionality - stability (neuroticism). Hij zei dat verschillen in eigenschappen biologisch terug te vinden waren in genen en aanleg.
verschil Eysenck en Gray
Volgens Eysenck komt het verschil tussen extraversie en neuroticism door geërfde biologische verschillen in niveaus van fysiologische opwinding en hun gevoeligheid voor stress en en andere stimuli. Zenuwstelsels die te veel overprikkeld zijn –> introvert, niet genoeg geprikkeld –> extrovert en zenuwstelsel gevoelig voor stress is emotioneel stabieler. Gray dacht dat het meer kwam door het brein en verschillen in BAS en FFS.
Jeffrey Gray
Was het eens met Eysenck, maar fundamenteel ander idee. Het kwam door verschillen in twee brein regions: BAS en FFS. Zijn theorie heet reinforcement sensitivity theory.
reinforcement sensitivity theory
Regio’s in het brein (BAS en FFS) beïnvloeden hoe sensitief mensen zijn tot verschillende situaties.
behavioral approach system
BAS, beïnvloedt de sensitiviteit voor beloningen en hun motivatie om te werken voor beloningen. Het wordt ook wel het ‘go’ systeem genoemd, omdat het de impulsiviteit van mensen bepaalt.
flight or freeze systeem
FFS, beïnvloedt de sensiviteit voor straf. Het wordt ook wel het ‘stop’ systeem genoemd, omdat het de angst en teruggetrokkenheid van mensen bepaalt.
extrovert en introvert reinforcement sensitivity theory
Extrovert= hoge BAS, lage FFS
Introvert= lage BAS, hoge FFS
Emotioneel instabiel= beide hoog
Emotioneel stabiel= beide laag
sociaal-cognitieve benadering
Persoonlijkheid is aangeleerd gedrag in sociale situaties.
Rotters Expectancy Theory
Volgens Rotter wordt gedrag gevormd door 1. wat de persoon verwacht dat er zal gebeuren na het gedrag en 2. hoeveel waarde de persoon hecht aan het resultaat.
internals
Geloven dat gebeurtenissen door hun eigen inspanningen gestuurd worden. Ze geloven niet in het lot.
externals
Geloven dat gebeurtenissen gestuurd worden door externe krachten waar zij geen controle over hebben. Wanneer ze slagen, hebben ze de neiging om te denken dat dit door toeval kwam.
reciprocal determinism
Van Bandura. De omgeving vormt je gedrag. Hij wijst erop dat of mensen nu leren door directe ervaring met beloningen en straffen of door te kijken wat er met anderen gebeurt, hun gedrag zorgt voor veranderingen in hun omgeving. Het waarnemen van deze veranderingen beïnvloedt op zijn beurt hoe ze denken, wat vervolgens hun gedrag beïnvloedt, enzovoort in een constant web van wederzijdse beïnvloeding. Self-efficacy is hier een belangrijk element van.
self-efficacy
van Bandura. Hoe meer je gelooft dat je iets kan, hoe groter de kans dat het je ook echt lukt. De aangeleerde verwachting van succes.
Mischel’s cognitive/affective theory
Volgens Mischel zijn dit de belangrijkste cognitieve persoonsvariabelen: 1. encodings 2. expectancies 3. affects 4. goals and values 5. competencies and self-regulatory plans. Om te voorspellen hoe een persoon zich in een bepaalde situatie zou kunnen gedragen, moeten we kennis hebben over deze cognitieve persoonsvariabelen en over de kenmerken van die situatie. Kortom, de persoon en de situatie werken op elkaar in om gedrag te produceren.
encodings (Mischel)
Gedachten over de omgeving en over anderen.
expectancies (Mischel)
Inclusief self-efficacy en welke resultaten een persoon verwacht na bepaald gedrag.
affects (Mischel)
Gevoelens en emoties.
goals and values (Mischel)
Waar een persoon in gelooft en wat die persoon wil bereiken.
competencies and self-regulatory plans
Wat een persoon zelf kan en hoe goed die persoon in staat is om gedrag te plannen.
psychosexual development
Van Freud. Hij stelt dat we bepaalde ontwikkelingsfases doormaken, waarvan later problemen kunnen ontstaan. Oraal, anaal, fallisch, latent en genitaal.
orale fase (psychosexual development)
Mond geeft plezier, door er speelgoed in te stoppen etc. Als de ontwikkeling hier niet goed gaat, kan het kind later nagel bijten/roken/te veel eten etc.
anale fase (psychosexual development)
Jaar 2. Kind haalt plezier uit poepen. Als zindelijkheidstraining te vroeg begint, zal het kind later een anale fixatie krijgen die leidt tot gierigheid of overdreven netheid. Als zindelijkheidstraining te laat begint, krijgt het kind later een anale fixatie die leidt tot ongeorganiseerd of impulsief gedrag.
fallische fase (psychosexual development)
Van 3-5. Phallus is een ander woord voor penis. Het kind haalt plezier uit genitaliën en is jaloers op de ouder van hetzelfde geslacht, waardoor imitatie plaatsvindt. (oedipal complex en electra complex)
oedipal complex
De neigingen van een jongen van 3-5 om zijn vader te vermoorden, omdat hij jaloers is op hem en gevoelens heeft voor zijn moeder. Door de ontwikkeling van zijn superego imiteert hij echter zijn vader.
electra complex
Eerst is een meisje van 3-5 erg gehecht aan haar meoder, totdat ze ontdekt dat jongens piemels hebben en dan penis envy ontwikkelt, waardoor ze meer liefde voelt voor haar vader. Door de ontwikkeling van haar superego imiteert ze echter haar moeder.
latente fase (psychosexual development)
Tijdens deze fase verminderen de innerlijke conflicten door een zich ontwikkelend ego. Hier ervaart het kind meer psychologische rust en focust hij/zij zich op school en vriendschappen.
genitale fase (psychosexual development)
Treedt op tijdens het volwassen worden en duurt de rest van het leven. Seksuele drangen worden weer sterker.
Carl Jung
Neo-Freudian theorist. Was het deels eens met psychosexual development, maar zei dat sex drive niet het enige was, maar ook creativiteit en het probleemoplossingsvermogen. Hij zei ook dat er geen verschillende stadia/fases waren, maar niveaus van extraversie en introversie.
Karen Horney
Neo-Freudian theorist. Een feminist die zei dat elextra complex niet klopte. Vrouwen ontwikkelen geen penis envy, maar mannen ontwikkelen juist een jaloezie voor vrouwen, omdat zij wel kinderen kunnen krijgen.
Alfred Adler
Neo-Freudian theorist. Ooit een trouwe aanhanger van de psychoanalyse, kwam tot de overtuiging dat de kracht achter de ontwikkeling van persoonlijkheid niet voortkomt uit id-impulsen, maar uit een aangeboren verlangen om kinderlijke gevoelens van hulpeloosheid te overwinnen en enige controle over de omgeving te krijgen.
gehechtheidstheorie
Van Bowlby en Ainsworth. Hoe secure en insecure attachments als kind invloed hebben op iemand later.
object relations
De relaties die wij in de vroege stadia van ons leven hebben, beïnvloeden hoe wij omgaan met anderen later.
humanistische benadering
Focust op mentale capaciteiten die mensen verschillend maken: self-awareness, creativiteit, plannen, beslissingen maken en verantwoordelijkheid. Gedrag wordt voortbewogen door een drang naar innerlijke groei en het waar maken van self-actualization, de beste staat van een persoon.
projective personality measures
Volgens de psychodynamische theorie moeten deze ervoor zorgen dat onbewuste kenmerken naar boven komen, zoals de Rorschach test.
nonprojective personality measures
Tests die duidelijke, specifieke vragen hebben. De scores kunnen via normen vergeleken worden. (kritiek: opzettelijke storing is mogelijk)
Rorschach test
Wat iemand ziet in een vlek inkt, om onbewuste kenmerken naar voren te laten komen. (lage betrouwbaarheid en validiteit)
Maslow’s hiërarchie van menselijke behoeften
Dit schetst dat om tot self-actualization te komen, men voldoende lagere categorieën moet hebben. Basic needs, psychological needs en self-fulfillment needs.
actualizing tendency
De motivatie om self-actualization te bereiken (top van Maslow’s hiërarchie).
self-concept
Hoe je denkt over jezelf.
conditions of worth
We zijn alleen iets waard als we iets goeds doen. Een kind is niet slecht, zijn gedrag is slecht.
Carl Rogers
Therapeut die zegt dat we niet genoeg naar anderen luisteren. Hij doet dat wel en voegt zelfreflectie vragen toe in gesprekken. Hij zegt dat mensen geen sturing nodig hebben en van zichzelf al goed zijn.