college 2 Flashcards

leren

1
Q

learned helplessness

A

Ontdekt door Seligmann. Als een persoon leert dat een bepaalde reactie op een gebeurtenis geen effect heeft, stopt hij met het vertonen van die reactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Thorndike

A

Ontdekte the law of effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

novel stimuli

A

Prikkels die we niet eerder hebben ervaren en die onze aandacht trekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

non-associatief leren

A

Leren zonder prikkels aan elkaar te koppelen, zoals habituatie en sensibilisering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sensibilisering

A

Toename in respons, zoals in een spookhuis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

biopreparedness

A

Hoe logisch de koppeling tussen de ongeconditioneerde en de geconditioneerde stimulus is, zoals misselijk worden en iets zoets eten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

negative reinforcement

A

Door het weghalen van een onplezierige stimulus wordt bepaald gedrag aangemoedigd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

the law of effect

A

Dit houdt in dat wanneer gedragingen een positief effect hebben, deze vaker gedaan zullen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

escape conditionering

A

Een proces waarin geleerd wordt om een aversieve stimulus te stoppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

fixed ratio schedules

A

Na een vast aantal taken komt een beloning, bv na 5 belletjes op werk krijg je een pauze.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

avoidance conditionering

A

Een proces waarin wordt geleerd om een aversieve stimulus in zijn geheel te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

partial reinforcement effect

A

Het is lastiger om gedrag af te leren dat is aangeleerd door onregelmatige beloningen dan met regelmatige beloningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

variable ratio schedules

A

Na een gemiddeld/onbepaald nummer taken krijg je een beloning, zoals bij gokken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

fixed interval schedules

A

Na een bepaalde, vaste tijd krijgt de eerste respons een beloning, zoals bij radio programma’s waarbij de eerste beller na 60 seconden een beloning krijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

variable interval schedules

A

Na een gemiddelde/onbepaalde tijd krijgt de respons een beloning. (random pop quizzes werken goed)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bandura

A

Heeft de observatieleer ontdekt, aan de hand van het Bobodoll-experiment.

13
Q

observatieleer

A

Een groot deel van ons gedrag baseren we op het gedrag van anderen om ons heen.

14
Q

positive punishment

A

Na bepaald gedrag komt een aversieve/onplezierige stimulus, waardoor dat gedrag wordt verminderd.

15
Q

negative punishment

A

Na bepaald gedrag wordt een plezierige stimulus weggehaald, waardoor dat gedrag wordt verminderd.

16
Q

discriminative conditioned stimuli

A

Stimuli die signaleren of een bepaalde response gewenst is en reinforcements zal geven, zoals dat je wel een grapje maakt op een feestje maar niet tijdens een begrafenis.

17
Q

stimulus generalization

A

Men zal dezelfde response geven op vergelijkbare stimuli, doordat die stimuli gegeneraliseerd worden, zoals dat als je in een restaurant met een piraten thema lekker eet, je sneller geneigd bent naar andere andere restaurants met een piraten thema te willen gaan. (experiment met duiven en kunstwerken)

18
Q

verschil reinforcement en punishment

A

Bij reinforcements wordt gedrag aangemoedigd en komt het vaker voor, terwijl bij punishment gedrag wordt verminderd.

19
Q

modeling/vicarous conditioning

A

Een groot deel van ons gedrag baseren we op de consequenties van het gedrag van anderen om ons heen.

20
Q

Edward Tolman

A

Deed onderzoek naar cognitieve processen tijdens het leren en ontdekte ‘latent leren’ door een onderzoek met ratten in een doolhof. De twee conclusies uit zijn onderzoek zijn dat latent leren bestaat en dat er cognitieve mappen worden gemaakt.

21
Q

deviancy training

A

Een proces waarbij kinderen criminaliteit en ongewenst gedrag van elkaar overnemen.

22
Q

latent leren

A

Aangeleerd gedrag dat eerder niet evident of zichtbaar was, totdat het nodig was (zoals ratten die pas zodra er eten lag bij de uitgang van een doolhof zonder fouten erdoorheen gingen, of weten dat een winkel op zondag dicht is wanneer er naar wordt gevraagd, hoewel je zelf nog nooit op zondag bent geweest).

23
Q

cognitieve mappen

A

Een mentale representatie van een gebied. Deze worden gevormd in de hippocampus, het deel dat wordt geassocieerd met het creëren van nieuwe herinneringen. Cognitieve mappen worden gemaakt zonder reinforcers, maar gewoon door ervaring.

24
Q

higher order conditioning

A

Wanneer een geconditioneerde stimulus (doktersjas) een andere geconditioneerde stimulus (pijn) die al verbonden is met een ongeconditoneerde stimulus (angst) signaleert.

25
Q

Wolfgang Köhler

A

Kwam erachter dat chimpansees leren aan de hand van niet alleen trial en error, maar ook inzicht. Ze probeerden bijna nooit een oplossing die niet werkte (dus vantevoren goed nagedacht), en konden opeens dingen bedenken.

26
Q

Premack’s principle

A

Gaat over hoe dieren taal kunnen aanleren.