College 3 Flashcards

1
Q

bestaansethiek

A

probeert een antwoord te geven op de vraag: hoe moeten we ons leven leiden?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

vrije markt denken

A

de mens is een autonome consument

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

NIPT test

A

een test die bij vrouwen via het bloed kan bepalen of ze een kindje dragen dat het syndroom van down heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aristoteles

A

Geluk als hoogste doel. Geluk vs. genot: genieten van iets niet per se geluk want afhankelijk externe factoren. Geluk is een intern iets. Geluk mag ten koste gaan van een ander. Beheersen emoties, zoeken naar juiste houding (middenweg), autonomie: ontwikkeling van deugden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stoïcijnen - Epictetus & Seneca

A

Controle over jezelf, leed dragen, onbewogen door hetgeen wat je overkomt. Niet te veel laten beïnvloeden door omgeving, je hebt geen controle over de wereld alleen over jezelf. Probeer af te zien van emoties, bezit en genot (externe factoren), het beste is loslaten want dan hou je meesterschap over jezelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hedonisme - Epicurus

A

Persoonlijk geluk grootste doel in leven. Vermijden pijn en verdriet. Wanneer botst mijn gevoel met de vrijheid van anderen? Maar als het goed voelt, waarom niet?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cynisme

A

Afkeer maatschappij/verwerpen cultuur. Leven zoals een individu zelf wil. Diogenes liep naakt rond. Anarchisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Anarchisme -Cynisme

A

niet willen onderdoen aan wetten/regels van een ander

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Michel Foucault - bestaansethiek?

A

Van ethiek naar esthetiek (=kunstvorm van het leven). De autonome mens, hoe die zijn leven kan volmaken. Goed leven = mooi leven, experimenteren met vrijheid. Overgang naar levenskunst. Breken met traditie. Macht en disciplineren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vrijheidspraktijken - foucault

A

men moet kunnen experimenteren met vrijheid, identiteiten. Zorgt voor wrijving/conflict met machtrelaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Juridisch-rationele ethiek

A

juridisch omdat het gaat over de juiste manier handelen en hoe vinden we als samenleving hoe je je moet gedragen. Rationeel omdat het gaat over het denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Filosofie toendertijd gesplitst in twee kampen:

A

Rationisten en empirisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rationisten

A

Niet op basis wat anderen zeggen, niet waarnemingen (zintuigen bedriegen), vragen aan een ander (bedriegen zintuigen hem?), ware kennis alleen via rede, of ratio, inzicht via aangeboren ideeën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Empirisme

A

Bron van kennis = ervaring, zintuigen voor kennis, werkelijkheid ontstaat door structureren kennis zintuigen, geen aangeboren ideeën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kant kritiek op rationisten

A

ideeën zijn niet aangeboren, maar wordt inhoudelijk gevoed door wat we waarnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

kant kritiek op empirisme

A

waarnemingen zijn altijd gestructureerd door begrippen

17
Q

Verschillende soorten kennis:

A

apriori en posteriori

18
Q

apriori

A

Analytisch, gaat vooraf aan ervaring, is er niet van afhankelijk. Theoretische kennis, logica.

19
Q

a posteriori

A

synthetisch, afgeleid uit ervaring, ontleend aan zintuigelijke werkelijkheid. Empirische kennis.

20
Q

Zelfverplichting en autonomie

A

autonomie: vrijheid om onszelf de wet op te leggen

zelfverplichting/uit plicht handelen: handelen uit respect voor de wet die we onszelf (in rede) opleggen

21
Q

Categorisch imperatief

A

handel slecht volgens maximes (motivaties waaruit je handelt) die je als algemene natuurwetten willen en denken kan.

Categorisch gebod: zelf voorgeschreven wet die voor welk wezen geldt, altijd. Handelen we hiernaar, dan zuivere motieven, onvoorwaardelijk

22
Q

Hypothetisch gebod

A

instrumenteel, je doet iets om een bepaald doel te bereiken, voorwaardelijk, niet zuiver

23
Q

Kant en zelfbeschikking

A

Nee niet iedereen kan bepalen wat goed voor hem/haar is. Vrouwen kunnen niet denken, laten zich te veel door emoties leiden

24
Q

Utilisme - Jeremy Bentham

A

De mens leeft onder macht van twee soevereine meesters: pijn en genot. Zoveel mogelijk geluk voor zoveel mogelijk mensen. Gevolg-ethiek. Geluk kun je uitrekenen, geen verschil lichamelijk- en geestelijk genot, rechten van dieren en vrouwen gerespecteerd, gelijkheid, vrijheid en geen anderen schaden!

25
Q

Gevolg-ethiek - Utilisme

A

naar de gevolgen/resultaten kijken.

26
Q

Utilisme - John Stuart Mill

A

Nut principe, lange vs. korte termijn. Kwalitatief verschil lichamelijk- en geestelijk genot. Geestelijk hoger. Vrijheid: zelfontplooiing, zolang je anderen maar niet in hun vrijheid belet. Mens moet zich niet voegen ten bate samenleving. Belang afwijkende mening, rol van emoties en gevoelens.