Col. 5: romantiek Flashcards

1
Q

Romantiek

A
  • periode begin 1800, afzetten tegen het verlichtingsdenken
  • alleen rede en empirie geeft tunnelvisie
  • ook emotie en schoonheidsbeleving zijn essentieel
  • rede is slaaf van emoties
  • wereld is bezield, dynamisch, doelgericht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verlichtingsdenken

A
  • periode in 1700, kloof tussen kerk en wetenschap
  • héél veel vertrouwen in wetenschap, alles zal inmiddels wel bekend zijn
  • kennis uit alle wetenschappen bundelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kant

A
  • verlichtingsdenker
  • 3 kritieken
  • Dieren: onderdelen zijn zowel middel als doel, bestaan bij gratie van elkaar
  • Machines: onderdelen zijn zijn wel nodig voor elkaar, maar bestaan niet bij gratie van elkaar
  • wetenschap kan alleen in mechanistische termen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Goehte

A
  • zowel wetenschapper als kunstenaar (schrijver)
  • romanticus (maar wilde eigenlijk niet)
  • mensen = dieren (zelfde botje –> zelfde evolutionaire oorsprong)
  • functie van een onderdeel is afhankelijk van context
  • metamorfose van planten (oerplant)
  • organismen metamorfose, machines niet –> machinemetafoor NIET correct!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Organisme (Goethe)

A

= Groeisel

  • actief en doelgericht (Bildungstrieb)
  • verandert in de tijd
  • houd zichzelf in stand
  • innige relatie met omgeving; streeft naar perfectioneren op context
  • niet te begrijpen als assemblage losse onderdelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Preformatietheorie

A

alle organismen die ooit zullen bestaan waren al in mini-vorm aanwezig tijdens schepping

  • oneindige matroesjka poppetjes
  • GEEN ontwikkeling, alleen GROEI
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ovisme

A

alle organismen zaten al in de eicel van Eva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Spermisme

A

alle organismen zaten al in de zaadcel van Adam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Theorie van epigenese

A

organisme ONTWIKKELT tot functioneel geheel door opeenvolgende differentiatie

  • impliceert aanwezigheid vormende krachtg
  • obv acting towards ends
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Acting towards ends

A

voor LEVENDE systemen, eindtoestand ligt vast maar kan op verschillende manieren bereikt worden

  • organisme reageert op perturbaties
  • levenloze systemen passief resultaat condities
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Blumenbach

A
  • “bewijs” preformatie kan niet: armpje poliepje afsnijden –> groeit weer aan
  • introductie Bildungstrieb
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bildungstrieb

A

= vormende kracht; de doeloorzaak van alle ontwikkeling van de levende natuur
- kracht zelf niet waarneembaar, oorzaak blijft verborgen, effect wel zichtbaar, net als zwaartekracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Lamarck & Treviranus

A

introduceren biologie als aparte wetenschappelijke discipline
- levende natuur is bijzonder en moet je op andere manier begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kritik der reinen Vernunft

A

verstand beïnvloedt waarneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kritik der praktischen Vernunft

A

ethiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kritik der Urteilkraft

A
  • gebruik theologische verklaringen essentieel voor begrijpen levende systemen
17
Q

Metamorfose planten

A

alles wat we herkennen als plant moet volgens zelfde patronen gevormd zijn

  • we herkennen het overeenkomstige patroon
  • alle delen van plant ontstaan uit een blad; gedaantewisseling –> transformatie morfologie