Chapter 9 & 10 (ADHD & ODD/CD) Flashcards
Dual-influence framework
Het idee dat self-regulation bestaat uit een deel met impulsieve
acties die zorgen voor directe beloning en een deel dat gaat om bewuste nastreving van doelen op de langere termijn.
Effortful control
Pogingen van baby’s om hun eigen stimuli en responsen te reguleren.
Genen, temperament, ouders, socioculturele factoren en gene-by-environment interactions hebben hier invloed op.
Kinderen met een rustiger temperament laten een hogere effortful control zien.
Executive function (ADHD)
Executive function (EF): De cognitieve processen die gericht zijn op doelgericht gedrag en worden
aangestuurd door de prefrontale cortex. Hieronder vallen onder andere werkgeheugen, internalisatie
van spraak en zelfregulatie van emoties. Kinderen krijgen hierdoor meer controle over hun
gedachten, gevoelens en gedragingen en over de interacties met anderen en hun omgeving.
Bij ADHD is het functioneren op 2 gebieden beperkt, dit zijn:
- Gebrek aan aandacht.
- Hyperactiviteit/impulsiviteit.
benoem 3 gebieden van problemen ADHD op jonge leeftijd
Ontwikkelingsachterstanden, problemen op school en sociale problemen.
Sluggish cognitive tempo:
Slapergheid, dagdromen, lethargie en langzaam denken. Komt vaak voor
bij ADHD. Wordt geassocieerd met grotere mate van angsten, depressie, teruggetrokken gedrag en
meer academische en sociale problemen.
Top-down processen hebben invloed op:
Onoplettendheid
Bottom-up processen hebben invloed op:
Hyperactiviteit
Multicomponent treatments (ADHD)
met medicatie, cognitieve gedragstherapie, sociale vaardigheidstraining en training voor ouders zijn het meeste effectief.
Behavior contingency management:
Een interventie in school waarbij gebruik wordt gemaakt van
gedragstechnieken, zoals beloningskaarten, puntensystemen en time-outs voor verkeerd gedrag, om
problemen te verbeteren.
Prosocial behaviors
Gedrag dat gunstig is voor jezelf, anderen en de omgeving (Bv. luisteren naar
ouders, delen met vriendjes en helpen in de omgeving).
Parent-child mutually responsive orientation (MRO)
Ouders en kinderen worden responsief
naar elkaar, wat ouderlijke pogingen tot het socialiseren van kinderen vergemakkelijkt
Relaties worden gekenmerkt door 3 dimensies:
Permanence: De stabiliteit van de relatie. Ouder-kind en broer-zus relaties zijn hierin het sterkst.
Power: Controle en verantwoordelijkheid.
Gender: Moeders hebben een andere invloed dan vaders, meisjes hebben andere ervaringen dan jongens etc.
Wat zijn de 4 extreme status groepen?
- Popular children: Krijgen veel positieve aandacht.
- Rejected children: Krijgen veel negatieve aandacht.
- Neglected children: Krijgen weinig aandacht.
- Controversial children: Krijgen zowel positieve als negatieve aandacht.
Welke stoornis voldoet aan de volgende kenmerken: een patroon van negativistisch, vijandig en opstandig gedrag.
OPPOSITIONAL DEFIANT DISORDER (ODD)