Chapter 13 & 14 (eating disorders & substance use) Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Bij welke stoornis hoort de volgende omschrijving: Eetstoornis die gekenmerkt wordt door een weigering om aan te komen in
gewicht, intense angst om aan te komen of dik te zijn, een verstoord lichaamsbeeld en
ontkenning van het gevaar van het lage lichaamsgewicht.

A

Anorexia Nervosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Anorexia Nervosa is onder te verdelen in twee soorten typen dit zijn:

A

Restricting type: Weinig eten, maar geen binge eating of overgeven.

Binge eating/purging type: Met terugkerende episodes van binge eating en
overgeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij welke stoornis hoort de volgende omschrijving: Eetstoornis die gekenmerkt wordt door terugkerende episodes van binge
eating, een gebrek aan controle over het eten tijdens zo’n episode en compenseergedrag om
niet aan te komen, zoals overgeven of laxeren.

A

Bulimia Nervosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de meest voorkomende comorbiditeit met eating disorders?

A

Depressie en angsten. Ook automutilatie en drugsgebruik komen vaak voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Maudsley model of family therapy (eating disorder)

A

Behandeling voor eetstoornissen waarbij ouders een centrale rol
spelen. De focus ligt op de familiestructuur en problemen met eten en aankomen in gewicht.

In het begin hebben ouders veel controle over het eetgedrag van het kind, later krijgt het kind steeds meer controle terug. In de laatste fase komen de normale ontwikkelingsaspecten
van adolescentie weer aan de orde (bv. autonomie, seksualiteit).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Maturity gap

A

Er zit een verschil tussen wanneer je biologisch gezien volwassen bent en wanneer je
sociaal gezien volwassen bent (18+). Door dat verschil krijgen adolescenten de neiging om gedrag te
laten zien waardoor ze meer volwassen lijken, zoals middelengebruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Binge drinking

A

Extreme consumptie van alcohol in een korte tijdspanne, met als enige doel dronken
worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke periodes in het leven heb je verhoogde kans op middelenmisbruik?

A
  • Vroege adolescentie
  • Tijdens de transitie naar jonge volwassenheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gateway hypothesis

A

Theorie die stelt dat het gebruik van alcohol of wiet een soort deur is naar het
gebruik van harddrugs zoals cocaïne, heroïne of meth. Nicotine kan ook worden gezien als gateway
drug naar wietgebruik.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Common liability to addiction model

A

Theorie die stelt dat er een non-specifieke neiging is naar drugsgebruik. Individuele factoren bepalen dan welke drug dit wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Dynamic cascade model

A

Verschillende indicaties van problematisch functioneren (zoals biologische
factoren, ouderfactoren, peerfactoren en omgevingsfactoren) voorspellen latere problemen. Vele
factoren hebben elk een klein effect.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Incentive-sensitization theory: Een theorie over verslaving die uitgaat van 2 stadia: dit zijn….

A
  1. Verschillende middelen passen de organisatie en het functioneren van het brein aan.
  2. Deze aangepaste hersensystemen beïnvloeden het gedrag in situaties met motivatie en beloning.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Incentive salience

A

Het dopaminesysteem, betrokken bij beloningen, wordt hypergevoelig voor
drugs. Drugs cues kunnen dan moeilijker genegeerd worden en craving zorgt ervoor dat het drugsgebruik zich voortzet. Craving wordt dan belangrijker dan de fijne effecten van drugs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cognitive-deficits model (substance use)

A

Theorie over verslaving die fysieke en cognitieve factoren integreert. Het
model is gebaseerd op het idee dat herhalend en chronisch drugsgebruik leidt tot afwijkingen in de
prefrontale cortex, waardoor judgement, decision making en impulse control bemoeilijkt wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat verstaan we onder body representatie bij eating disorders?

A

Het kunnen inschatten hoe groot je lichaam daadwerkelijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly