Chapter 7 & 8 (Autism & Maltreatment and Trauma- and Stressor-related disorders Flashcards
Social cognition
Het verwerken van sociale en emotionele informatie en gebeurtenissen. Deze
verwerking vindt plaats op het gebied van jezelf en de ander, emotie en cognitie en taal en betekenis. Hoe denkt iemand over zichzelf en de wereld?
2 belangrijke onderdelen hiervan zijn: Onderscheid maken tussen wat wel en niet belangrijk is en wat wel en niet sociaal is.
Social learning
Leren van anderen (gedrag imiteren, emoties overnemen) en leren over anderen
(verlangen, overtuigingen en intenties van anderen). Gaat uit van herkenning ‘anderen zijn net zoals
ik’. Vanuit deze herkenning kan nieuw gedrag geleerd worden.
Joint attention
Communicatieve intenties zoals oogcontact, wijzen en gezamenlijke aandacht, die
allemaal het proces van sociale interactie versoepelen en het makkelijker en nuttiger maken om deel
te nemen aan de sociale wereld. Je kunt dan ook de visuele aandacht van een andere persoon
coördineren met die van jezelf, zodat je samen iets kunt beleven.
Affective social competence
De coördinatie van de mogelijkheden om emoties te ervaren, emoties
over te brengen op anderen en de emotiesignalen van anderen te begrijpen.
Autism Spectrum Disorder omvat problemen op 2 domeinen, deze zijn…
- Sociale en communicatieve problemen.
- Herhalende gedragingen en gefixeerde interesses.
Herhalend gedrag bij autisme wordt geassocieerd met …
angst, zowel met de directe ervaring van angst als met
pogingen om de angst onder controle te krijgen of te verminderen (bv. Fladderen met de handen).
fixated interests
geïnteresseerd in bepaalde objecten, maar vaak op een
abnormale manier. Zo kan een kind alleen gefocust zijn op de wielmechanismen van een autootje, en
niet in het feit dat het autootje over de vloer kan bewegen. Deze gefixeerde interesse kan uiteindelijk
leiden tot grote talenten op bepaalde gebieden.
Mindblindness
Slecht ontwikkelde Theory of Mind.
Context blindness
Het idee dat mensen met autisme moeite hebben met het realiseren welke
informatie belangrijk is.
Structure blindness
Normaal wordt irrelevante informatie genegeerd en relevante informatie wordt duidelijker waardoor concepten worden gevormd, wordt een automatisch proces. Dit gebeurt niet zo
makkelijk bij mensen met autisme.
Zij zijn erg gevoelig voor informatie en kunnen moeilijk differentiëren welke informatie belangrijk is en wanneer die gebruikt moet worden. Ook kunnen ze
juist stereotypisch denken en niet op details letten (bv. Meisjes moeten altijd lang haar hebben).
Central coherence
Moeite met het integreren van informatie in een samenhangend geheel en het
gebruiken van informatie in de juiste context en betekenis geven aan de context (Bv. ‘licht’ kan zijn
‘licht van een lamp’ of ‘niet zwaar’, ligt aan de context). Hierdoor wordt taal vaak letterlijk genomen.
Executive functioning (autism)
Plannen, geheugen, impulscontrole, aandachtcontrole. Ook dit is minder goed
ontwikkeld bij kinderen met autisme.
Two-hit model of autism
Gaat ervan uit dat er 2 momenten zijn waarop factoren een grote invloed
hebben op het ontstaan en de uiting van autisme.
Hit 1: Genetische en neurodevelopmental verstoringen die leiden tot een kwetsbaar hersengedrag
systeem en slechte uitkomsten in de vroege kinderjaren.
Hit 2: Tijdens de adolescentie, er vinden fysieke veranderingen plaats (in de organisatie en
functionering van de hersenen en hormonale veranderingen) en er vinden grotere sociale
uitdagingen plaats.
Allostasis
Het proces van het actief onderhouden van fysieke en psychische stabiliteit als
reactie op stressoren van buitenaf, door stresshormonen uit te zenden.
Allostatic load
De fysieke en psychische slijtage, veroorzaakt door constante allostatic
processes, bv wanneer stress niet ophoudt wanneer de stressor weg is of wanneer stress
juist niet goed gereguleerd wordt.