Chapter 6 - Evaluating public policy Flashcards

1
Q

2 doelen van evaluatie

A
  1. Ervan leren om de kwaliteit en impact van beleid te verbeteren
  2. Publieke verantwoordelijkheid voor wat er is bereikt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Verschillende typen evaluatie

A
  1. Input evaluatie: bronnen en moeite in beleid stoppen om doelen te bereiken
  2. Doel prestatie evaluatie: kijken of het geformuleerde beleid is bereikt
  3. Effectiviteit evaluatie: bredere kijk op de uikomsten, waarom zijn doelen niet behaald?
  4. Efficiëntie evaluatie: de kosten in relatie tot de baten
  5. Proces evaluatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Rationele perspectief beleidsevaluatie

A

Effectiviteit, efficientie, en consistentie. Door je doelen Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden (SMART) te formuleren zorg je ervoor dat je doel sturend is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Politieke perspectief beleidsevaluatie

A

Actoren positioneren zichzelf en beschermen hun interesses. Belangrijk is het verwerven van steun van belanghebbenden.
Netwerkanalyse: identificeren van relevante actoren. Interesses definiëren. Percepties en interpretaties van actoren op succes of falen van beleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Culturele perspectief beleidsevaluatie

A

Gedeeld begrip, geen objectieve meetinstrumenten. Narratieve analyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Institutionele perspectief beleidsevaluatie

A

Multi-layered
1. verificatie: rationele perspectief, zijn doelen bereikt en was het effeciënt?
2. situationele validiteit: past het beleid in de specifieke situatie?
3. sociale rechtvaardiging: past het beleid binnen eerder gemaakt politieke en sociale keuzes?
4. sociale keuze: ideologische principes
Multi rationeel:
1. Werkt het?
2. Is het van toepassing? Was er steun?
3. Is het toegestaan?
4. Is het gepast? Past het bij interessens, ideeën, verwachtingen etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Problemen met rationele meting

A
  1. Hoe kan bepaald worden dat de verandering het gevolg is van beleid?
  2. Onderscheid tussen bedoelde en onbedoelde effecten
  3. Sommige effecten worden pas na lange tijd zichtbaar
  4. De eigenlijke metingen van de effecten zelf
  5. Objectiviteit van de evaluatie, altijd normatieve dimensie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Modellen voor het gebruik van kennis tussen kennis producent en kennis gebruiker

A
  1. Verlichtingsmodel: onderzoek op afstand van beleidsdomein. Indirecte relatie tussen producent en gebruiker
  2. Technocratisch model: directe relatie tussen producent en gebruiker en primaat van onderzoek
  3. Bureaucratisch model: duidelijke scheiding van taken en primaat van beleid
  4. Engineering model: beleid heeft primaat maar geen duidelijke scheiding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

2 soorten types van symbolische kennis

A
  1. Onderbouwing van specifiek beleid met verwijzing naar kennis en expertise. Symbolische betekenis dat beleidsprogramma’s ondersteunt die al bestaan.
  2. Onderzoek dat gebruikt wordt om de betrokkenheid van een actor te legitimeren. Onderzoek laten verrichten dat de autoriteit een boost geeft.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly