Chapter 4 3.0 y Flashcards

1
Q

Pluriforme samenleving

A

Een land waarin mensen op verschillende manieren leven en geloven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cultuur

A

Alles wat mensen in een groep normaal vinden, zoals regels, gewoonten en waarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Cultuurkenmerken

A

Dingen die typisch zijn voor een bepaalde groep of samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Socialisatiefunctie

A

De groep waarin je opgroeit, bepaalt deels wie je bent.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gemeenschappelijk referentiekader

A

Dezelfde regels en gewoonten hebben, zodat mensen elkaar beter begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gedragsregulerend

A

Regels en gewoonten zorgen ervoor dat mensen zich voorspelbaar gedragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dominante cultuur

A

De gewoonten en regels die de meeste mensen in een land volgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Subcultuur

A

Een groep met eigen gewoonten en regels die anders zijn dan die van de meerderheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Culturele diversiteit

A

Er zijn veel verschillende groepen en manieren van leven in een samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gender

A

Verschillen tussen mannen en vrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Rolpatronen

A

Wat mensen verwachten hoe mannen en vrouwen zich gedragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Etnische subcultuur

A

Een groep mensen die zich verbonden voelt door hun afkomst en cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Tegencultuur

A

Een groep die zich verzet tegen de regels van de meeste mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sociale cohesie

A

Hoe sterk mensen zich met elkaar verbonden voelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Socialisatie

A

Het aanleren van de gewoonten en regels van een groep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Socialiserende instituties

A

Groepen zoals familie en school die regels en gewoonten doorgeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Sociale controle

A

Manieren waarop mensen elkaar helpen of dwingen zich aan de regels te houden.

18
Q

Sancties

A

Straf of beloningen om gedrag te beïnvloeden.

19
Q

Internalisatie

A

Je neemt regels en gewoonten zo over dat je er niet meer over nadenkt.

20
Q

Persoonlijke identiteit

A

Hoe je jezelf ziet en wie je bent.

21
Q

Sociale identiteit

A

Het deel van je identiteit dat bij een groep hoort.

22
Q

Cultuurrelativisme

A

Je beoordeelt een andere cultuur niet met jouw eigen normen.

23
Q

Cultuuruniversalisme

A

Het idee dat er overal bepaalde basiswaarden gelden.

24
Q

Etnocentrisme

A

Denken dat je eigen cultuur beter is dan andere.

25
Q

Wij-zij-denken

A

Een manier van denken waarin groepen tegenover elkaar komen te staan.

26
Q

Stereotypen

A

Een vast beeld hebben van een groep mensen.

27
Q

Vooroordelen

A

Een mening over iemand zonder die persoon echt te kennen.

28
Q

Discriminatie

A

Mensen ongelijk behandelen op basis van kenmerken zoals huidskleur of geslacht.

29
Q

Racisme

A

Iemand slecht behandelen vanwege zijn of haar afkomst.

30
Q

Polarisatie

A

Groepen die steeds meer tegenover elkaar komen te staan.

31
Q

Migreren

A

Verhuizen naar een ander land.

32
Q

Gastarbeiders

A

Mensen die tijdelijk naar een ander land gaan om te werken.

33
Q

Assimilatie

A

Je oude cultuur helemaal loslaten en de nieuwe cultuur overnemen.

34
Q

Integratie

A

Je past je aan een nieuwe cultuur aan, maar behoudt ook je eigen cultuur.

35
Q

Segregatie

A

Groepen leven gescheiden van elkaar.

36
Q

Radicalisering

A

Steeds extremere ideeën krijgen, waardoor je tegen de regels van het land ingaat.

37
Q

Individualisering

A

Mensen gaan meer als individu leven in plaats van in een groep.

38
Q

Globalisering

A

De wereld wordt steeds meer met elkaar verbonden.

39
Q

Emancipatie

A

Opkomen voor gelijke rechten en kansen.

40
Q

Respect

A

Iemand accepteren zoals die is.

41
Q

Tolerantie

A

Andere meningen en gewoonten accepteren, ook als ze anders zijn dan die van jou.