Chapter 2: Cel en leven - Informatie en verbanden Flashcards
Wat is het verschil tussen een plantaardige en een dierlijke cel?
- Planten hebben een celwand, dieren niet.
- Planten hebben een veel groter vacuole.
- Planten hebben plastiden.
- Planten zijn autotroof (ze kunnen zelf voeding maken).
Hoe werkt oppervlakte/volume verhouding en warmteverlies daardoor?
- Oppervlakte volumeverhouding = oppervlak / volume
- Hoe groter het volume is ten opzichte van het oppervlak, hoe kleinder de oppervlakte/volume verhouding, hoe minder verlies van warmte. Om warmte kwijt te kunnen wil je een zo groot mogelijke verhouding.
Wat is celspecialisatie met determinatie en
differentiatie?
Celdifferentiatie:
- Cellen hebben een verschillende vorm en grootte.
Celspecialisatie:
- Cellen hebben een verschillende functie.
Celdeterminatie:
- De bestemming die de cel gekregen heeft.
Celdeterminatie en celdifferentiatie geven samen celspecialisatie.
Wat is het verschil tussen eukaryoten en prokaryoten?
Eukaryoten hebben een celkern. Prokaryoten niet.
Wat zijn de organellen en hun taken?
- Celkern: De celkern is omgeven door een membraan met poriën en bevat DNA-moleculen. Cellen met een celkern zijn eukaryoot.
- Ribosoom: Ribosomen bestaan uit eiwitten en rRNA. Ze maken eiwitten van aminozuren. Ze zweven los of zitten aan de ER.
- ER: Het ruwe ER bewerkt en transporteert eiwitten die door de ribosomen gemaakt zijn. Het gladde ER maakt vetachtige stoffen en maakt giftige stoffen onschadelijk.
- Transportblaasjes: Kleine blaasjes vervoeren eiwitten.
- Golgi-systeem: Het Golgi-systeem bewerkt en sorteert eiwitten en andere stoffen.
- Mitochondrium: Ze breken glucose af om met zuurstof ATP te maken.
- Lysosoom: Breken kapotte organellen en stoffen af.
- Celskelet: Geeft de cel stevigheid en vorm. De organellen verplaatsen zich hierlangs.
- Centrosoom: Bij celdeling komen hier de centriolen uit.
- Celwand: Extra bescherming
- Vacuole: Opslag.
Wat is membraan transport en hoe werkt het?
Passief: Door middel van diffusie gaan stoffen van een hogere naar een lagere concentratie.
Actief: Door motoreiwitten met ATP gaan stoffen van een lagere naar een hogere concentratie.
Wat is osmose?
Diffusie met water.
Wat is diffusie?
Stoffen gaan van een hogere naar een lagere concentratie.
Wat is endocytose?
Het celmembraan maakt een blaasje om grote stoffen en brengt het zo de cel in.
Wat is fagocytose?
Endocytose met wittebloedcellen.
Hoe zit het celmembraan in elkaar?
Het is gemaakt van fosfolipiden. De buitenkant is hydrofiel en de binnenkant is hydrofoob.
Wat zijn de plastiden in een plant?
Chloroplasten: groen + fotosynthese
Chromoplasten: kleur
Amyloplasten: zetmeelkorrels