Chapter 2: CBT for Anxiety Disorders Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

3 factors that contribute to maintenance of cognitive and behavioral cycle of worry

A
  1. de neiging om negatieve gebeurtenissen te catastroferen
  2. een lage tolerantie voor onzekerheid
  3. je zorgen maken om het zorgen maken (worry about worry)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

CBT components

A
  • identificeren van angst-gerelateerde gedachten/overtuigingen
  • creeeren van alternatieve, minder enge assumpties en interpretaties
  • exposure
  • cognitieve herstructurering
  • doel: negatieve cyclus van worrying te stoppen!
    door: gecontroleerd ademhalen, vizualiseren, of mindfullness
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

2 soorten paniekaanval

A
  • verwacht: het komt door een situationele bepaler/factor
  • unverwacht: zonder blootstelling aan een duidelijke aanwijzing/cue
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat betekent hypervigilantie/anxiety sensitivity

A

Het ervaren van interoceptieve sensaties, die signalen reflecteren van dreigend kwaad -> leidt tot interoceptieve vermijding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

5 subtypen van specifieke fobie

A
  • dieren
  • natuurlijke gebeurtenissen/omgevingen
  • bloed, gewond raken, naalden
  • situationele factoren (vliegtuig, lift, claustrofobie)
  • anders: kots, geluiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Belangrijkste mechanisme van CBT: decentering

A

observeren van gedachten en gevoelens en ze zien als objectieve gebeurtenissen in je gedachten, in plaats van dat ze persoonlijkheid zijn/iets zeggen over jou als persoon
- verhoogde decentrering = verlaagde angst!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly