C. Cardiovasculaire middelen Flashcards

1
Q

Verschillende groepen cardiovasculaire middelen (6)

A
  1. Diuretica
  2. Sympathicolytica
  3. Calciumantagonisten
  4. RAS-remmers
  5. Hartglycosiden
  6. Nitraten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aangrijpingspunten voor het verlagen van de bloeddruk

A
  1. Arteriele vaatverwijding
  2. Verlaging van de preload door veneuze vaatverwijding
  3. Verlagen van de contractiekracht van het hart of frequentie van de hartslag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Werking
Diuretica

A

Verhogen de uitscheiding van natriumchloride en water door vermindering van de terugresorptie in de nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Groepen diuretica

A
  1. Lisdiuretica
  2. Thiazidediuretica
  3. Kaliumsparende diuretica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Werking
Lisdiuretica (bumetadine, furosemide)

A
  • Snel en sterk optredend effect
  • Lis van Henle
    – Remming van Na+/K+/2Cl- cotransporter
    – Hoger aanbod van Na+ in distale tubulus en eerste deel verzamelbuis activeert het Na+/K+ countertransport met een vehoogde K+ uitscheiding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Werking
Thiazidediuretica (chloorthalidon, hydrochloorthiazide)

A
  • Matig, lang aanhoudend effect
  • Distale tubulus
    – Remming van Na+/Cl- cotransport
    – Hoger aanbod van Na+ in distale tubulus en eerste deel verzamelbuis activeert het Na+/K+ countertransport met een verhoogde K+ uitscheiding.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Werking
Kaliumsparende diuretica (amiloride, spironolacton en triamtereen)

A
  • Zwak effect
  • Corticale verzamelbuis
    – Competitieve antagonist van aldosteron op de aldosteronreceptor (spironolacton), daardoor remming van de Na+/K+ uitwisseling
    – Remming van de corticale Na+ kanalen (amiloride, triametereen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Eigenschappen + indicaties
Lisdiuretica

A
  • Kortademigheid en oedeem bij hartfalen en of bij ascitis bij levercirose
  • Furosemide, lasix (last 6 hours)
  • Hoger doseren bij nierfunctieverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Eigenschappen + indicaties
Thiazidediuretica

A
  • Hypertensie en bij kortademigheid en oedeem bij mild hartfalen
  • Mindere werking bij gestoorde nierfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Eigenschappen + indicaties
Kalium sparende diuretica

A
  • Voorkomen van kaliumdepletie bij het gebruik van lis- en thiazidediuretica.
    CAVE hyperkaliemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Interacties diuretica
Verhoogde valneiging

A
  • Bloeddrukverlagende middelen
  • Opiaten
  • Benzodiazepines
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Interacties diuretica
Hyponatriemie

A
  • SSRI’s (SIADH)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Interacties diuretica
Nierfalen

A
  • NSAIDs
  • RAS-remmers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Interacties diuretica
Hyperkaliemie

A
  • RAS remmers
  • NSAIDs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Interacties diuretica
Verminderd effect

A
  • NSAIDs (o.a. door zoutretentie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bijwerkingen lisdiuretica + mechanisme

A
  • Een veminderd effectief circulerend volume
  • -> hypotensie en dehydratie
  • Hypokaliemie
  • -> spierzwakte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Risicofactoren voor het krijgen van hypotensie en dehydratie bij lisdiuretica en thiazidediuretica

A
  • Koorts
  • Diarree
  • Braken
  • Anorexie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Risicofactoren voor het krijgen van een hypokaliemie bij lisdiuretica en thiazidediuretica

A
  • Verminderde intake van kalium in voeding
  • Diarree
  • Ouderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bijwerkingen thiazidediuretica

A
  • Hypotensie en dehydratie
  • Hyponatriemie
  • -> misselijkheid en/of verwardheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Risicofactoren voor het krijgen van een hyponatriemie bij thiazidediuretica

A
  • Ouderen
  • Verminderde intake van eiwitten en zout
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Risico te snelle correctie hyponatriemie

A

Centrale pontiene myelinolyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Bijwerkingen kaliumsparende diuretica

A
  • Hyperkaliemie
  • -> ritmestoornissen en duizeligheid (vehoogde valneiging); dehydratie, hypotensie en nierfalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Risicofactoren voor een hyperkaliemie bij kaliumsparende diuretica

A
  • Diabetes Mellitus
  • Hartfalen
  • Ouderen
  • Nierfalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

B-receptorblokkerende sympathicolytica
Soorten receptoren + functie

A

B1: pacemaker- en spiercellen in myocard. Prikkeling veroorzaakt chronotropie (effect op de hartfrequentie), inotropie (toename van de
contractiekracht van het hart) en dromotropie (versnelling van de prikkelgeleiding van het hart).

B2: gladde spiercellen van de wanden van de luchtwegen en bepaalde bloedvaten. Prikkeling veroozaakt verwijding van de bronchiolen en vasodilatatie van bloedvaten en indien de bloeddruk zakt tot een reflectoire tachycardie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Effect van B1 en B2-receptor blokkade
- Bloeddrukdaling - Afname van het hartminuutvolume - Toename van bronchiale secretie - Vernauwing van de bronchiolen
26
Voorbeelden niet-selectieve B-blokkers
- Propranolol - Labetalol - Sotalol
27
Voorbeelden selectieve B-blokkers (voornamelijk B1)
- Atenolol - Bisoprolol - Metoprolol
28
Werking alfa-blokkerende sympathicolytica
- Relaxatie van de gladde spiercellen in de prostaat en urinewegen - Verwijding van arteriolen en venen
29
Indicatie alfablokkers
- Hypertensie - Mictieklachten
30
Voorbeelden van alfablokkers
- Tamsulosine
31
Bijwerking alfablokkers
Orthostase
32
Indicaties B-blokkers
- Atriumfibrilleren - Angina pectoris - Hypertensie - Stabiel chronisch hartfalen met een verminderde ventrikelfunctie
33
Bijwerkingen B-blokkers
Vaak: - Hypotensie - Bradycardie - Verhoogde valneiging — Koude extremiteiten — Vermoeidheid — Bronchospasmen — Impotentie
34
Interacties B-blokkers Bradycardie
- Calciumantagonisten (verapamil, diltiazam)
35
Interactie B-blokkers Ritmestoornissen (bij sotalol)
- Middelen die kaliumspiegels verlagen - Middelen die nierfunctie verminderen - Middelen die de QT-tijd verlengen (o.a. antipsychotica)
36
Interacties B-blokkers Verminderd effect
- NSAID's (o.a door vocht- en zoutretentie)
37
Calcium-antagonisten Calcium-instroom-blokkerende middelen onderscheid
Chemische structuur: - Dihydropyridineverbindingen (amlodipine, nifedipine) - Overig (verapamil, diltiazem)
38
Calciumantagonisten Werkingsmechanisme
Blokkeren van de instroom van extracellulair calcium, waardoor de prikkelgeleiding en contractie van de hartspiervezels en gladde spieren in de vaatwand afnemen.
39
Effecten werking calciumantagonisten
- Vertraging in de prikkelgeleiding in SA en AV-knoop - Vasodilatatie (coronair en systemisch)
40
Werking calciumantagonisten Dihydropyridinen
- Vaatverwijdende werking
41
Werking calciumantagonisten Overige calciumantagonisten
- Invloed op de SA en AV-knoop - Vaatverwijdende werking
42
Indicaties calciumantagonisten Dihydropyriden
Hypertensie
43
Indicaties calciumantagonisten Overige calciumantagonisten
- Hypertensie - Atriumfibrilleren (diltiazem voorkeur, omdat deze minder negatief inotroop is)
44
Bijwerkingen calciumantagonisten Dihydropyridinen
Ongewenste vaatverwijdende effecten: - Hoofdpijn - Flushes - Oedeem - Duizeligheid - Reflextachycardie - Hypotensie - Verhoogde valneiging - Perifeer oedeem - Obstipatie
45
Bijwerkingen calciumantagonisten Overige calciumantagonisten
- Bradycardie - Hoofdpijn - Flushes - Oedeem - Duizeligheid - Hypotensie - Verhoogde valneiging - Perifeer oedeem - Obstipatie
46
Interacties calciumantagonisten Dihydropyridinen
Middelen die het enzym CYP3A4 beïnvloeden
47
Interactie calciumantagonisten Overige calciumantagonisten Bradycardie en AV-geleidingsstoornissen
- B-blokkers
48
Renine-angiotensine systeem (RAS) Rol
Belangrijke rol bij de regulering van de elektrolytenbalans en de bloeddruk
49
RAS Werking
Door bloeddrukverlaging en Na+-depletie wordt renine afgescheiden door de juxtaglomerulaire cellen in de nier. Dit veroorzaakt het afsplitsen van het oligopeptide angiotensine I, dat door 'angiotensin converting enzyme' (ACE) wordt gehydrolyseerd tot angiotensine II. Dit heeft vasoconstrictieve eigenschappen en induceert het vrijkomen van aldosteron uit de bijnierschors, wat resulteert in bloeddrukstijging, natrium- en waterretentie en toename van de kaliumuitscheiding.
50
Onderscheid RAS-remmers
- ACE-remmers - ARB, angiotensine II-antagonisten/ angiotensine receptor blokkers
51
Voorbeelden ACE-remmers
- Captopril - Enalapril - Lisinopril
52
Werking ACE-remmers
Remming van de vorming AT IIE
53
Effect ACE-remmers
Bij hypertensie: - Lagere bloeddruk - Regressie van harthypertrofie - Vaatverwijding - Vermindering van hyperplasie van vasculaire gladde spiercellen Bij nefropathie - Verlaging perfusiedruk glomerulus
54
Indicatie ACE-remmers
- Hypertensie - Hartfalen - Diabetische proteïnurie
55
Bijwerkingen ACE-remmers
- Hyperkaliëmie - Nierfalen - Hypotensie - Valneiging - Angio-oedeem van het oro-naso-farynxgebied - Kriebelhoest
56
Oorzaak angio-oedeem en kriebelhoest bij ACE-remmers
Door accumulatie van bradykinine
57
Interacties + risicogroep ACE-remmers Nierfalen
- Diuretica - NSAID's Risicogroep: - Dehydratie - Diarree - Braken - Koorts - Hoge omgevingstemperatuur - Anorexie
58
Interacties + risicogroepen ACE-remmers Hyperkaliemie
- Kaliumsparende diuretica Risicogroepen: - Diabetes Mellitus - Hartfalen - Nierfalen
59
Interacties + risicogroepen ACE-remmers Hypotensie
- Diuretica Risicogroepen: - Ouderen - Dehydratie
60
Interacties + risicogroepen ACE-remmers Valneiging
- Antihypertensiva - Opiaten - Benzodiazepines Risicogroepen: - Ouderen - Dehydratie
61
Interacties + risicogroepen ACE-remmers Verminderd effect
- NSAIDs (o.a. door zoutretentie) Risicogroepen: - Nierfunctiestoornissen
62
Voorbeelden ARB's
- Losartan - Valsartan
63
Werking ARB's
Blokkeren AT1-receptor en grijpen aan op het RAS maar op een andere plek dan ACE-remmers
64
Indicatie ARB's
Als alternatief voor ACE-remmers indien bij gebruik van ACE-remmers een prikkelhoest of angio-oedeem een probleem vormt.
65
Voorbeeld hartglycosiden
Digoxine
66
Werking digoxine
Vergroot de contractiliteit van het hart en zorgt voor een daling van de hartfrequentie en verlaagt de AV-geleiding
67
Indicate digoxine
- Atriumfibrilleren met een snelle ventrikelfrequentie - Hartfalen
68
Halfwaardetijd digoxine
40-70 uur
69
Eigenschappen digoxine
- Renale klaring - Smalle therapeutische breedte
70
Bijwerkingen digoxine
- Ritmestoornissen
71
Interacties digoxine Ritmestoornissen
- Middelen die kalium verlagen - Middelen die de nierfunctie verminderen
72
Interacties digoxine Bradycardie
- Verapamil en andere middelen met negatief chronotrope werking
73
Nitraten (nitroglycerine) Effect
Een direct vaatverwijdend effect op de veneuze bloedvaten en de coronaire vaten.
74
Nitraten Mechanisme
Nitraten worden binnen de gladde spierellen van de vaatwand omgezet in stikstofmonoxide (NO). NO werkt naast vaatwijderend ook remmend op de plaatjesadhesie en -aggregatie.
75
Nitraten Isosorbide-mononitraat (ISMN) Eigenschappen
Actief metaboliet van isosorbide-dinitraat - Geen first pass effect - Halfwaardetijd 4-5 uur - Toediening: Oraal
76
Nitraten Isosorbidedinitraat (ISDN) Eigenschappen
- Groot first pass effect - Biologische beschikbaarheid varieert tussen 20-30% - Halfwaardetijd is 30-60 minuten - Oromucosaal snel geresorbeerd
77
Probleem nitraten
Bij onderhoudsbehandeling treedt tolerantie van het effect op
78
Indicaties Nitraten
- Angina pectoris - Longoedeem / astma cardiale
79
Bijwerkingen Nitraten
- Nitraatcollaps Risicogroepen: - Ondervulling Instructies: Niet staand innemen