Bs. 5 Neurale regulatie Flashcards

1
Q

Hoe noem je het als een zenuwcel geen impuls geleidt?

A

Rustpotentiaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe ziet het cytoplasma van een zenuwcel eruit als het geen impuls geleidt? En als het dat wel doet?

A

Het cytoplasma bevat in rust veel kalium ionen. In geactiveerde toestand bevat het meer natrium ionen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe worden ionen door het celmembraan getransporteerd?

A

Via ionenpompen en natrium-kaliumpompen. Voor dat laatste is ATP nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er als een neurotransmitter een Na+ kanaal activeert?

A

Dan worden er natriumionen de cel binnen gelaten, waarna het verschil in elektrische lading afneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de drempelwaarde? En wat gebeurt er als deze bereikt wordt?

A

De drempelwaarde is het moment waarop een impuls kan ontstaan. Door die impuls krijgt de cel voor 1ms een positieve lading ten opzichte van de buitenkant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er als het cytoplasma een positieve lading heeft? En hoe heet deze fase?

A

Dit heet de actiefase. Kort hierna worden de natriumkanalen geopend waardoor de positieve natrium ionen naar buiten trekken. Het kaliumkanaal opent om de kaliumionen naar binnen te laten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er na de actiefase? En hoe noem je deze fase?

A

De kaliumionen zijn weer teruggekeerd en de kanalen sluiten. Het cytoplasma heeft weer een negatieve lading en verkeert in rustpotentiaal. Je noemt dit de herstelfase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het alles-of-nietsprincipe? En wat is hier een onderdeel van?

A

De prikkel moet zwaar genoeg zijn (-50mv) om een impuls te triggeren. Wordt die waarde niet bereikt, dan wordt er geen impuls gemaakt. Dit noem je de prikkeldrempel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe noem je de grootte van de verandering die optreedt in elektrische lading van een zenuwcel?

A

De impulssterkte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er als er een heftige prikkel wordt verwerkt? Neemt de impulssterkte toe, af of blijft hij gelijk?

A

Hij blijft gelijk. De hoeveelheid impulsen die er worden geleidt neemt wel toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt de mate van een prikkel uitgedrukt?

A

Als impulsfrequentie. Hoe heftiger de prikkel, hoe meer impulsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe worden de ionkanalen getriggered?

A

Door middel van neurotransmitters die na een impuls uit de axon komen en zich binden aan receptoreiwitten. Deze receptoreiwitten zijn verbonden aan de ionkanalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly