Bs. 2 - Hormonale regulatie Flashcards

1
Q

Hoe communiceren cellen met elkaar?

A

Via signaalstoffen die aan receptoren op de membranen van andere cellen binden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe noem je de cellen waar de signaalstoffen naartoe gaan?

A

De doelwitcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zijn hormonen signaalmoleculen?

A

Ja.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe worden hormonen afgegeven?

A

Via het bloed dat door de hormoonklieren stroomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een synoniem voor hormoonklieren?

A

Endocriene klieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe noem je klieren met een afvoerbuis?

A

Exocriene klieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem een voorbeeld van een exocriene klier.

A

Zweetklieren, speekselklieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe verspreidt een hormoon zich? En waar komt het terecht?

A

Via het bloed. Het hormoon zal in alle organen aanwezig zijn, maar alleen functioneel zijn bij de cellen waar er receptoren voor op zitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Door wat wordt de mate van een reactie van het doelwitorgaan bepaald?

A

Door de hormoonconcentratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Blijven hormonen lang in het lichaam?

A

Ja, ze zorgen vaak voor geleidelijke processen zoals groei, ontwikkeling, stofwisseling en voortplanting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe noem je het geheel van alle hormoonklieren bij elkaar?

A

Het hormoonstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar zorgt de hypothalamus voor?

A

Voor de secretie van hormonen door de hypofyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke hormonen zorgen voor de werking van andere hormoonklieren?

A

TSH, FSH en LH.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke klieren verbinden het hormoon en zenuwstelsel?

A

De hypofyse en hypothalamus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het GH?

A

Het groeihormoon: Het zorgt voor de groei van lichaamsdelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar zorgt oxytocine voor tijdens en na de geboorte?

A

Voor het ontstaan van weeën tijdens de geboorte en stimuleert het de melksecretie uit de melkklieren na de geboorte.

17
Q

Waar zorgt ADH (antidiuretisch hormoon) voor?

A

Voor de resorptie van water tijdens het aanmaken van urine. Zo blijft de osmotische waarde in je bloed min of meer gelijk (tegen uitdroging)

18
Q

Waar zorgt de schildklier voor?

A

Voor de productie van thyroxine- dit beinvloedt de stofwisseling door o.a. de verbranding van glucose te stimuleren. Bij kinderen stimuleert het de ontwikkeling van het beender- en zenuwstelsel.

19
Q

Hoe worden de hoeveelheden TSH en thyroxine in stand gehouden?

A

TSH stimuleert de secretie van thyroxine, waardoor de thyroxine op zijn beurt de productie van TSH remt.

20
Q

Wat gebeurt er als er teveel thyroxine wordt geproduceerd? En andersom?

A

Dan neemt de mate van stofwisseling toe; dit kan leiden tot gewichtsverlies, verhoogde eetlust en rusteloosheid. Te weinig thyroxine zorgt voor een afname van de stofwisseling.

21
Q

Waar liggen de eilandjes van Langerhans?

A

Verspreid tussen de cellen van de alvleesklier.

22
Q

Wat produceert een spijsverteringssap dat wordt afgegeven aan de twaalfvingerige darm?

A

De alvleesklier.

23
Q

Waar zorgen de eilandjes van Langerhans voor?

A

Voor de productie van de hormonen insuline en glucagon.

24
Q

Waar zorgen insuline en glucagon voor?

A

Voor de evenwicht van de glucoseconcentratie in je bloed.

25
Q

Hoe noem je de glucoseconcentratie in je bloed?

A

Bloedsuikerspiegel.

26
Q

Wat gebeurt er met de koolhydraten die je opeet?

A

Die worden in je darmkanaal verteerd en omgezet in glucose.

27
Q

Wat gebeurt er met de glucose uit je darmen?

A

Onder invloed van insuline (die door de eilandjes van Langerhans wordt aangemaakt) worden je cellen gestimuleerd om glucose op te nemen. De glucose die bij je spieren en lever aankomen worden omgezet in glycogeen en opgeslagen.

28
Q

Wat gebeurt er als je bloedsuikerspiegel laag is?

A

De eilandjes van Langerhans gaan glucagon afgeven, waardoor de spieren en lever worden aangezet voor de omzetting van glycogeen in glucose. Dan stijgt je bloedsuikerspiegel weer.

29
Q

Waar zorgt epo (erytropoëtine) voor?

A

Voor de productie van rode bloedcellen in het rode beenmerg.

30
Q

Waar zorgt het bijniermerg voor?

A

Voor de productie en secretie van adrenaline.

31
Q

Hoe werkt adrenaline?

A

Onder invloed van dit hormoon worden je spieren en lever aangezet tot de omzetting van glycogeen in glucose. Ook gaat je hart sneller kloppen, je ademhaling sneller en worden je bloedvaten verwijd. Andere niet-essentiële processen worden tijdelijk stopgezet.

32
Q

Door welk orgaan wordt epo geproduceerd?

A

De nieren.