Bs. 1 Het zintuigstelsel Flashcards

1
Q

Hoe noem je prikkels uit het externe milieu? Geef een voorbeeld.

A

Externe prikkels. Geluid, licht, druk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe noem je prikkels uit het inwendige milieu? Geef een voorbeeld.

A

Interne prikkels. Honger, osmoreceptoren in de hypothalamus meten de osmotische waarde van het bloed op, waardoor ze de urineproductie kunnen beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn mechanische receptoren? En waar reageren ze op?

A

Deze receptoren reageren op mechanische vormen van energie, zoals aanraking, geluid en beweging. Een impuls ontstaat als het celmembraan buigt of uitrekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn gehoor en evenwichtsreceptoren?

A

Dit zijn mechanische receptoren met fijne haartjes die reageren op de beweging daarvan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn tast en drukreceptoren?

A

Dit zijn mechanische receptoren die reageren op aanraking van de huid. De tastreceptoren maken al een impuls als het celmembraan een beetje wordt vervormd. De drukreceptoren liggen dieper en hebben dus meer kracht nodig om geactiveerd te worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn chemische receptoren?

A

Dit zijn receptoren die bepaalde moleculen uit de omgeving binden. Voorbeeld: Smaakpapillen en neus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn temperatuurreceptoren?

A

Dit zijn receptoren die reageren op een stijging of daling van de temperatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn pijnreceptoren?

A

Dit zijn receptoren die verspreid liggen over het hele lichaam, en- reageren op pijn. Dit in de vorm van extreme druk, extreme temperaturen of chemische stoffen die vrijkomen bij beschadiging of ontsteking van het weefsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een lichtreceptor?

A

Zintuigcellen die reageren op licht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer ontstaat een impuls?

A

Als de sterkte van de prikkel hoger is dan de drempelwaarde. =prikkeldrempel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een adequate prikkel?

A

Een prikkel die “past” op het zintuig. Licht-oog, aanraking-huid. etc etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er als een prikkel aanhoudt?

A

De prikkeldrempel stijgt en de impulsfrequentie daalt. Dit noem je gewenning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er als je vanuit een lichte kamer een donkere kamer in stapt?

A

Je ziet eerst niks, je ogen moeten nog wennen. Dit noem je adaptatie of gewenning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly