Breeding strategies and behavioural genomics Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Wat houdt behavioural genetics in?

A

Onderzoek doen naar de genetische contributie aan gedragskenmerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Op welk vlak komen behavioural genetics en functional genomics overeen?

A

Op het vlak dat ze allebei het algemene doel hebben om de functionele rol van een gen(product) te vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waadoor kunnen complex traits gemakkelijker bij muizen gemapped worden dan bij mensen?

A

Dit is omdat het muizengenoom homogeen gemaakt kan worden via inbreeding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke fokstammen van muizen worden veel gebruikt voor inbreeding en waarom?

A

DBA en C57BL/6, ze kunnen in een gecontroleerde omgeving gefokt worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het voordeel van het gebruik van inbred muizenstammen?

A

Dat er weinig variatie in hun genetische compositie is en ze ook gelijk zijn in uiterlijk en gedrag. (Hierdoor ook minder muizen nodig).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe komt een inbred stam tot stand?

A

Door het herhaaldelijk (20+) laten paren van muizen broertjes en zusjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waaruit kan het percentage homozygotiteit voorspelt worden?

A

Als een functie van het aantal generaties, uitgedrukt in het inbreeding coefficient F.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar staat F voor?

A

Staat gelijk aan de kans dat twee allelen identiek zijn op een willekeurige locus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe hoog is de inbreeding coefficient na 20 generaties inbreeding?

A

Dichtbij 99%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom is de inbreeding coefficient niet 100% na 20 generaties fokken?

A

Er blijft zo’n 1% aan variatie over en zorgen nieuw gevormde mutaties voor contaminatie van de uniformiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe maak je een recombinante inbred strain (RI-strain)?

A

Je paart een muis van de ene inbred stam met een muis van een andere inbred stam. De F1-generatie bestaat uit muizen die 1 chromosoom hebben van de ene stam en het andere chromosoom van de andere stam hebben. Inbreeding van de F1-generatie zorgt voor recombinatie van de twee soorten inbreeding-chromosomen. Door de F2-genertie te paren verklein je de variatie weer en ontstaat er een RI-strain.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat kan je maken door allerlei inbred strains te laten paren waardoor je verschillende RI-strains krijgt?

A

Je kan RI-strains maken die homozygoot zijn voor bijna alle loci.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kunnen complexe traits gevonden worden in RI-strains?

A

Door genetische markers te gebruiken en de genetische compositie te vinden van RI-strains. Complex traits in RI-strains kunnen dan correleren met chromosomale regio’s die gedeeld worden door deze RI-strains.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is advanced intercrossing?

A

Het laten kruizen van F1-muizen van verschillende inbreeding strains, waardoor er meer recombinatie plaatsvindt. Deze muizen kunnen weer met elkaar gekruist worden waardoor er een ARI strain ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn quantitative trait loci?

A

Chromosomale gebieden met genen die kwantitatieve eigenschappen beïnvloeden (co-segregatie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Noem een voorbeeld van QTL mapping met fruitvliegen.

A

Twee inbred vlieglijnen worden gebruikt, 1 met resistentie tegen DDT en de ander met gevoeligheid voor DDT. De resistentie wordt hier gezien als kwantitatieve eigenschap. De mate van overleving die veroorzaakt wordt door de combinatie van bepaalde chromosomen, kan ons vertellen welke chromosomen bijdragen aan de kwantitatieve eigenschap.