Borderline Flashcards
Wat is de kern van borderline-persoonlijkheidsstoornis
instabiliteit in interpersoonlijke relaties, zelfbeeld en affecten.
Beschrijf borderline volgens de DSM-5-classificatie:
- Verwoede pogingen om feitelijke of vermeende verlating te voorkomen
- Een patroon van instabiele en intense interpersoonlijke relaties gekenmerkt door afwisselingen tussen extreem idealiseren en kleineren.
- Een identiteitsstoornis: Een duidelijk en persisterend instabiel zelfbeeld of zelfgevoel.
- Impulsiviteit op minstens twee gebieden, die de betrokkene in potentie zelf kunnen schaden (geld verkwisten, seks, middelenmisbruik, roekeloos auto rijden, eetbuien).
- Recidiverende suïcidale gedragingen, gestes of dreigingen, of automutilatie.
- Affectieve instabiliteit als gevolg van duidelijke reactiviteit van de stemming.
- Chronisch gevoel van leegte.
- Voorbijgaande, stres gerelateerde paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve symptomen.
Wat is splitting?
Borderline patiënten zijn er soms meester in om teams te splitsen (splitting). Ze vertellen de hulpverlener bijvoorbeeld dat ze van een andere collega wel vrij mogen wandelen of bepaalde privileges hebben gekregen. Voor men het weet is er onderling wantrouwen binnen het team ontstaan.
Vertel wat over het zwart-wit denken
Dit is een kenmerk van borderline patiënten en houdt meestal verband met een opvoedingspatroon van onvoorspelbaarheid en onduidelijkheid.
Borderline patiënten hebben vaak op basis van hun negatieve ervaringen de wereld ingedeeld in goed en slecht, voor en tegen. 1 negatieve ervaring kan iemand die eerst goed was onherroepelijk tot slecht maken.
Waar richt psychotherapie zich op bij borderline patiënten?
Het richt zich op het leren van een vertrouwensrelatie waarbij de ander goed genoeg mag zijn. Dat houdt in dat degene ook eens laat mag komen, ziek mag zijn, enzovoort zonder slecht te worden afgeschreven.
Een andere deel richt zich op het corrigeren van overtuigingen, de disfunctionele cognitieve schema van de patiënt.
Wat is comorbiditeit?
Dat is het tegelijkertijd voorkomen van twee of meer aandoeningen of stoornissen bij één persoon.