Boek 4 hoofdstuk 3 Flashcards

1
Q

Digitalisglycosiden effect op hart + problemen + gebruik

A

Stijging hartdebiet, wijzigen elektrische functies van het hart en ook effecten op gladde spier. Belangrijkste effect is positief inotroop effect.
Problemen:
- nauwe therapeutische marge
- interacties

Cardioselectief parasympaticomimetisch effect
-> atriale ritmestoornissen: vertragen ventriculair ritme, verbetering hemodynamiek hierdoor

Bij patienten in sinusritme geen effect op mortaliteit, wel op symptomen (minder hospitalisaties).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Digoxine, wat controleren?

A
  • plasma digoxinespiegel
  • serum K
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Digoxine + AB

A

10% van de mensen hebben darmbacteriën die digoxine inactiveren. Na AB plots hoge dosis digoxine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Digoxine bijwerkingen

A

GI: braken, naussea, diarree, anorexie
Centraal: agitatie, desorientatie en hallucinaties, gezichtsstoornissen, convulsies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Digoxine interacties -> stijging digoxine

A

AB
Verapamil & Diltiazem
Amiodarone
Colestyramine
Quinidine
hypomagnesemie
hypercalcemie
hypokalemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Milrinon

A

Bipyridine, fosfodiesteraseremmer, een positief inotropicum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Milrinon effect

A
  • Ca influx hart stijgt
  • Vasodilaterend effect

Bij acuut hartfalen
- hartdebiet stijgt
- perifere weerstand daalt
- capillaire wiggedruk in longen daalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Milrinon bijwerkingen

A

aritmien, hypotensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geneesmiddelen met beta agonistische activiteit voor hartfalen

A

Pos inotroop, maar zuurstofverbruik stijgt. Bv. dobutamine, dopamine en noradrenaline.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ACE I en AII receptorantagonisten

A

Daling nabelasting
Daling voorbelasting (daling aldosterone, hierdoor minder zout en waterretentie)
Daling orthosymp (daling AII heeft effect op presyn NA vrijzetting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sacubitril

A

Neprilysine inhibitor (endopeptidase), samen toegediend met valsartan voor chronisch hartfalen met verminderde ejectiefractie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sacubitril bijwerkingen

A

Hogere kans op angio-oedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Vasodilatoren met effect op hartfalen

A
  • Hydralazine Isosorbidedinitraat combinatie
  • ACE I
  • AT-R blokkers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beta blokkers

A
  • stijging li V ejectiefractie
  • afname li V massa
    bij gestabiliseerde patient met lage dosis beginnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

SGLT2 inhibitoren

A

Gliflozines, gunstig effect op chronisch hartfalen met verminderde ejectiefractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly