Blok blauw boek 2 Flashcards

1
Q

Essentiele eigenschappen voor lopen

A
  • Kracht
  • Sensibiliteit (gnostische)
  • Visus
  • Coördinatie
  • Balans
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Epidemiologie loopstoornissen

A

60 jaar 5%
85 jaar ongeveer 82%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Etiologie Loopstoornisen

A

Veel voorkomende oorzaken claudicatio intermittens
- Vasculaire (klachten verminderen bij stil staan)
- Neurogene (geen klachten tijdens fietsen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Lichamelijk onderzoek (moeite met lopen)

A

Neurologisch onderzoek
- zintuigen: visus, gehoor
- Sensibiliteit
- Tonus
- Kracht
- Coördinatie (top-top-proef (TTP), top-neus-proef (TNP), kniehakproef (KHP), koordansersgang (KDG)
- Balans
- Lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Antalgische gang

A

Gang wanneer iemand pijn heeft
Mank lopen
verminderde knie en heup flexie tijdens de zwaaifase (stijf houden been)
- coxartrose, artritis
- radiculopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Paretische gang

A

distale zwakte (klapvoet)
- m. tibialis anterior
- m. extensor hallucis longus
- m. extensor digitorum longus
oorzaak:
eenzijdig: Leasie van n.peroneus, L5 wortel aandoening of MND
Dubbelzijdig: polyneuropathie

proximale zwakte
bilaterale zwakte van de bekkengrodelspieren, bekken kantelt richting het standsbeen, atrofie van heupspieren en lage reflexen.
oorzaak: spierziektes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

spastische gang

A

Spasticitiet in de spieren
Benen - extentie (gestrekt been)
Armen - flexie (gebogen arm)
circumductie
eenzijdijg: cerebraal (infarct of bloeding) leasie in de pyramidale banen, hyperreflexie en hypertonie
dubbelzijdig: cervicale of thoracale myelopathie, HSP herieditaire spastische paraparese of infantiele encefalopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Afwijkende looppatronen

A
  • Spastische gang
  • antalgische gang
  • paretische gang
  • vestiubulaire gang
  • atactische gang
  • hypokinetisch (extrapiramidale) gang
  • voorzichtige gang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vestibulaire loopstoornis

A

verbreed gangspoor om evenwicht te behouden, vaak één zijde
patiënt zoekt steun om niet te vallen
vaak ook: misselijkheid, braken en nystagmus
Oorzaak: neuritis vestibularis , ziekte van méniére, traumatische of infarcering van het labyrint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Atactische gang

A

ook wel dronkemansgang
wisselend verbreed gangspoor, zowel naar lings of naar rechts
paslengte is variabel,
Oorzaak; sensorisch, frontaal of cerebellair probleem

Sensorisch: kan de patient het visueel nog coriggeren, klachten nemen toe bij het sluiten van de ogen, lage reflexen en een gestoorde vibratie zin

cerebellair: geen verschil tussen ogen sluiten of open in beide situatie is geen visuele correctie mogelijk, intentie tremor, gestoorde oogbewegingen

Frontaal probleem: magnetische looppatroon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hypokinetisch (extrapiramidale) gang

A

Loopt traag, schuifelend met kleine passen, kleine staphoogte, weining arm swing
Parkisinson: romp voorovergebogen, bij staan en lopen, assymetrische arm swing, nooit een verbreed gangpad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ziekte van parkinson vs parkisonisme

A

Ziekte van parkison = cellen die dopamine aanmaken zijn aangedaan, dit leid tot een tekort aan dopamine
Parkisonisme= te kort aan werkzame dopaminereceptoren, de cellen reageren niet op de dopamine stimulatie (moeilijker te behandelen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

voorzichtige gang

A

kleine paslengte, stijve romp, verbeed gangspoor,armen wijd uitgespreid
Angst om te vallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Basisvoorwaarden normale productie en begrijpen van spraak en taal

A
  • bewustzijn
  • ontwikkeling
  • motivatie
  • stem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Motivatie (spraak en taal)

A

Mensen met een depressie hebben soms onvoldoende motivatie om te spreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dysartrie (definitie)

A

motorische dysfunctie in spreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Dysfasie (definitie)

A

cognitieve dysfunctie (benoemen, begrip, nazegge) (taalstoornis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Dysarthrie (oorzaken)

A

centrale neurologische oorzaken
- cortex of tractus corticonuclearis: psuedobulbaire
- cerebellum: alcohol intoxicatie, MSA-C, SCA (spinocerebellaire ataxie)
- extrapiramidaal: M. Parkison, MSA-P (hypokinetisch) en ziekte Huntingtonn (hyperkinetisch)

Perifere neurologische oorzaken (bulbair)
- kernen hersenstam: ALS
- hersenzenuwen: dubbelzijdige fascialis parese,
- neuromusculaire overgang
- spier

Klinische presentatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Klinische presentatie Dysarthrie

A

Psuedobulbaire dysartrie (centrale dysartrie)
- onscherpe mede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Afasie (definitie) en dysfasie

A

afasie - afwezigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Afasie

A

taalprobleem ligt altijd centraal
er is sprake van een dominante hemisfeer, waar de taal functies liggen.
90% van de rechtshandigen bevolking zit het aan de linker hemisfeer.
linkshandige
60% linker hemisfeer
20% rechter hemisfeer
20% beide hemisferen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Comummincatie

A

informatie - auditieve cortex - gebied van wernicke (woordherkenning) - via fasciculus arcuatus - broca - centrale motor cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Austismespectrumstoornissen (ASS)

A

Wat vroeger werd gezien als losse aandoeningen maar worden nu overkoepeld als ASS zonder subtypes
- autistische stoornis
- stoornis van asperger
- PDD-NOS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Autisme

A

moetie met informaite filteren, integreren en van betekenis te voorzien

Problemen in:
- sociale communicatie en interactie
geen contact, geen interactie zoeken
- rigide gedagsorganistie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Theory of mind
Smarties task, het kennis voor inlevings vermogen (theory of mind) bij autisme minder goed aanwezig
26
centrale coherentie
Bij autisme hebben een beter details herkkening Bij mensen met geen autisme hebben een betere patroon herkenning
27
autismespectrumstoornis (ASS)
- sociale emotionele wederkerigheid niet reageren op de feedback (wederkerigheid) - stoornis in non-verbaal gedrag (oogcontact, gebaren, mimiek) - stoornis relatie leeftijdgenoten (afwezigheid fantasiespel, imitatiespel)
28
Rigide gedragsorganisatie
- niet functionele routines of rituelen - stereotypieën gedrag motorisch (fladderen, hoofdbeweging) spel (herhalende beelden) taal, woordgebruik en spraak: (concreet, ouwelijk/ echolalie/neologismen/formeel) - preoccupaties - ongewone reactie op bepaalde geluiden, visuele of tactiele stimuli
29
Andere pijnverwerking
- pijngrens - gevoeligheid voor kleding - filteren van signalen gaat moeilijk - savant syndroom (erg sterke sensoriche stimulu)
30
Austime spectrum
- met of zonder verstandelijke beperking - met of zonder taalstoornis - samenhang met somatische of genetische aandoeining - samenhang met psychiste stroonis - katatonie ernst bepaald - door mate van ondersteuning
31
Rode vlaggen (vroege signalen)
- niet brabbelen (12mnd) - niet reageren op naam - niet glimlachen naar anderen - soms doof lijken - niet wijzen/zwaaien/gebaren (12 mnd) - niet spelen - sterk vertraagde taalontwikkeling -
32
ASS pathogenese
complex en onbekend samenspel in ontwikkeling -> beinvloedt hersenontwikkeling > gedrag genetische factoren en omgevings factoren (genetische kwetsbaarheid om een autiste kenmerken te vormen) > 100 genen + gebieden op genoom fragiele X syndroom bijna autistie forme kenmerken
33
Risicofactoren ASS
- oudere leeftijd vader - oudere leeftijd moeder - valproienzuur in zwangerschap - prematuriteit, dysmaturiteit, LGA - mogelijk: stress in zwangerschap, luchtvervuiling NIET!: vaccinatie
34
Neurodiversiteit
evolutionaire functie: Rigiditeit: Vasthoudend beleid Minder sociaal invoelend: handelen in situaties, sociaal belast Detailgericht:
35
ASS behandeling
- psycho-educatie (uitleg over ziekte) - pedagogische en psychosociale interventies - vroeginterventie - medicatie. bij concentratie problemen kan je methylfenidaat gebruken dirsuptief gedrag: risperidon ADHD symptomen: methylfenidaaat Angst en depressie zonder agressie: fluoxetine dwangmatigheid en repititief
36
MMSE
Instrument om een indruk te krijgen van de cognitieve functie Test - orientatie - taal - constructie - geheugen en imprenting voordeel: makkelijk en snel, goed onderzocht nadeel: test niet de organisatie en planning van de patiënt, laag geletterdheid, leer effect Afkappunt: 24
37
Cognitieve functies
- geheugen - taal - visuopatiele functie - uitvoerende functies - gedrag en persoonlijkheid
38
Soorten dementie
Alzheimerdementie frontotemporale dementie vasculaire dementie lewbody dementie parkison dementie
39
MOCA
Bij een hoog opleidings niveau van HBO
40
Cognitieve functie testen
- MMSE - MOCA - Klokkentest - NPI-Q (neuropsychiatrische symptomen)
41
Klokkentest
snelle test om alle domeinen te testen
42
NPI-Q
43
Dissabilty assesmnet of dementie (DAD)
disabbbilty assesment of dementie het uitvragen naar ADL taken met dementie
44
MRI indicaties dementie
dementie onder 65 jaar verdenking bloeding/infarct verdenking parkisonisme plotse grote knik Atrofie wittestof afwijkingen
45
Klinische dementie beoordeling (CDR)
bepaling van de ersnt van de dementie
46
Pschyatrie somatiek cijfers
10-30 jaar eerder overlijden ivm met de gemiddelde levensduur psychiatrische patienten heeft 70% een somatische aandoening 10% kan op suicide bij psychiatrische patienten
47
Voornaamste doodsoorzaak pschiatrische patienten
voornaamste doodoorzaak infectries - zelfverwaarlozing - intra veneuze drugs gebruik - Mensen hebben mindere last ziek zijn klachten (pijn/koorts
48
Doodsoorzaken NL
1) kanker 2) hart en vaatziekten 3) psyochishe stoornissen
49
prevalentie
hoe meer somatische probleem, hoe groter de kans op een psychiatrische probleem 2 somatische ziektes 20% meer dan 3 somatische problemen - rond de 40% Vaker uitvragen patiënten over ggz bezoek of psychiatrische klachten CVZ - depressie 50% Gastro-intestinaal probleem 60%
50
Cardiovasculaire risico managment
Lipide markers Glucose (hb1ac in de richtlijn) Bloeddruk BMI buikomvang (kan confronterend zijn voor patienten)
51
Gezondheidskloof
wordt telkens groter, de rijkere krijgen betere zorg dan de armere patienten
52
Lithium bijwerkingen
Indicaties: Bipolaire stoornis Hypothyrodie Overgewicht Tremor van handen
53
Patiënt arts relatie
Heteroanamnese huisarts belllen politie uitvragen
54
Gewichts toename
aan de hand van risiciprofiel cardiovasculair je medicatie beleid er op afsteld -> waarbij gewicth toename clozapine Valproïnezuur dekapine Mirtazapine ( bupropion (gewichtsverlies) Naltrexon/​bupropion (gewichtsverlies)
55
Leeftstijlfactoren pschyiatrie
Fysieke activitiet (meeste evidentie) algehele fysieke activiteit is een beschermende factor voor depressie en angststoornis, psychose, bipolaire stoornis. Roken verhoogd risico op krijgen van depressie, hoger risico op krijgen van psychotische stoornis, roken is mogelijk een van de oorzaken krijgen van schizofrenie en bipolaire stoornis Voeding gezonde voeding Mediteraanse dieet - halve bord groenten, Lage inflammatorie index geassocieerd met verminderd risico op depressie - zoals vlees, snelle suikers. omega 3 vetzuren geven ernstige derpressie (opname) en ADHD Bij suikers ADHD vermijden Slaap slaapinterventies verminderen bij depressie
56
Beweeginterventies
running therapy bij depressieve stoornis beweeg interventies verminderen angsstoornissen beweeginterventies vermindert de symptomen naar schizofrenie
57
Leeftsijl diagnostiek
Bewegingnorm (150 minutenn per week matig intensief- buitenadem maar kan nog wel een gesprek houden) Voeding (24 uur recall, wat heeft u de laatste 24 uur gegeten)
58
Ruimte innemen process (ROP)
hoofdpijn, misseklijkheid
59
Swinging flashlight
afferent van gezond oog n. opticus efferent pupil vernauwing n. oclumotrios bilateraal
60
Neuritis optica DD - MS - CVA - borrelia infectie (lyme) - sarcoidoise - iodiopatisch AO Hersen MRI; met als vraag MS? wittestof afwijking, aankleurende leasie? 50% in de toekomst gaat MS ontwikkelen IV methylprednisolon (3 dagen 1000mg/500mg), effect vooral sneller herstel alleen geen effect op lange termijn prognose
61
NO neuritis optica
62
INO
INO -> leasie in het FLM contrlaterale oog abduceert niet als niet aangedaan oog aduucceert
63
Multipele sclerose Behandeling
- Behandeling Intraveneus methylprednisolon Dimethylfemuraat - maagdarm klachten en last van flushing - Progesieve multipele leukoencephalopathie (JC virus)/oppertunische infectie - leukopenie bijwerkingen - Natalizumab goed effectief 80-90% reductie van excercebaties echter wel groter risico op PML
64
Pathologie MS
inflammtoire fase
65
Taal problemen
Dysfasie
66
uitspraak probleem
Dysarthrie
67
Dysartrhie oorzaken
psuedo bulbair bulbaar Cerebellum extrapiramidaal
68
Bulbaire dysarthrie
Zwak, Slecht gearticuleerde spraak, slissen, nasaal, - MS ALS
69
psuedobulbaire dysarthrie
letsel centraal motorisch neuron dubbelzijdige leasie spastische spraak ontremd. dwanglachen, dwanghuilen ziektebeelden - perinatale asfyxie - multipele herseninfarcten - MS - ALS
70
Cerebellaire dysarthrie
- helpt bij verfijning van de motoriek - ongecoordineerde spraak, articulatie en luidheid ziektebeelden - alcohol intoxciatie - SCA - MSA-c
71
Extra piramidale dysarthrie
Letsel extra-piramidaal zowel hypo als hyperkinetisch Hypokinetisch: monotone, zachte spraak hyperkinetisch: Grillige spraaak Hypokinetisch: M. parkinson, MSA-P Hyperkinetisch: ziekte van huntingont
72
Taal beoordeling
- Taal tempo fluency - Benoemen (broca) (wat is dit? een bril) - Begrijpen (wernicke,kunt linker vinger op u linker oorlel?) - Nazeggen (fasiculus arcuatus verbinding tussen broca en wernickes)
73
parafasiën
vormen van niet bestaande woorden semantische parafasie: wordt vergelijkebaar woord (lepel -> mes( fornemische parafrasie: bes -> mes
74
Soorten dysfasie
motore afasie (Broca) sensore afasie (wernicke) globale afasie geleidings afasie transcorticale motore afasie transcorticale sensore afasie subcorticale afasie
75
motoroe expressieve afasie
goed begrip, bewust van beperking gestoorde benoeming en fluency geen lidwoorden
76
Sensore afasie
-gestoord begrip - praten, maar weten niet wat ze zeggen - vloeiend en inhoudeloze taal - gedeeltelijk bewust van beperking
77
globale afasie
Broca en wernicke leasie - gestoorde begrip en expressie - patient spreekt niet of nauwelijks
78
geleiding afasie
alleen in stoornis nazeggen
79
subcorticale afasie
letsel n. caudatus, putamen, thalamus minder output hypofonie
80
invulschema
fluency, begrip nazeggen voor onderscheid motorisch of sensorisch
81
spreekt niet
ernstig bulbair syndroom.
82
Anamnsesn zien
wazig zwarte zien blind dubbel zien vlekken sterren
83
Moeite met zien
- oog - aansturing - oog hersenen - hersenen centrale uitsparing
84
ischemie retina ablatio retinae acuut glaucoom Syndroom van Terson
85
Nervus opticus
- ischemisch - neuritis optica - compressie - infectie/inflamatie (sarcoidose) - metabool (vit deficenties, diabetes) - medicatie - erfelijk
86
verhoogde intracraniele -> papiloedeem (verliest van scherpe rand van de papil) Idiopatische intracraniele hypertensie (jonge vrouwen en obees) sinus trombose RIP chronische meningtisis
87
dwangstand zit aan de kant van de leasie
88
Functie centraal motorisch neuron
De functie van het centraal motorisch neuron is de aansturing van de fijne, willekeurige motoriek.
89
Wat behoort tot de pyramidebaan?
- Tractus cortico spinalis (innervatie spieren van de armen en benen) - Tractus cortico nuclearis (innervatie aangezichts spieren)
90
CVA
Ischemisch CVA: Infarct/TIA Hersenbloeding
91
Nervus cranialis 12
Nervus olfactorius (I) Nervus opticus (II) Nervus oculomotorius (III) nervus trochlearis (IV) nervus abducens (VI) Nervus trigeminus (V) Nervus facialis (VII) Nervus vestibulocochlearis (VIII) Nervus glossopharyngeus (IX) Nervus vagus (X) Nervus accessorius (XI) Nervus hypoglossus (XII)
92
Locatie oorsrpong hersenzenuw
Alle hersenzenuwen komen uit de hersenstam behalve de nervus olfactorius en de nervus opticus. (2 4 4) - mesencefalon -> N.III en N.IV - pons -> N.V, N.VI, N.VIII en N.VIII - medulla oblongata -> N.IX, N.X, N.XI, N.XII
93
Verschillende locaties N.opticus leasiie
- N. opticus leasie (uitval van geheel oog) - Chiasma opticum leasie (hemianopsie, bilateraal temporaal uitval) - tractus opticus leasie (Homonieme hemianopsie contralateraal) - leasie radiata optica - visuele cortex uitval (tractus opticus leasie zonder uitval van papil)
94
Hersenbloeding
Lobaire bloeding (oppervlakkig) jonge patient - aterioveneuze malformatie - metastase ouderen - amyloide angioplasie (neerslaan amloid) Primair/diepgelegen bloeding bloeding in het gebied van de basele kernen, cerebellum of hersenstam
95
voorkeurs locatie metastase van de hersenen
Metastases komen relatief vaak voor in cortex-subcortex gebied
96
primaire hersentumoren
Gliomen:astrocytomen en oligodendrogliomen - astrocytomen (maligne) ontstaat in weken, middelbare leeftijd, ontstaan in de wittestof van de subcortex uit de astrocyten - Meningioom tumor uit meninges, assymptomatisch, goedaardig , vaak toevalsbevindingen, maar door verdrukking kan het voor uitval veroorzaken
97
Inflammatoire hersenziektes
Acute encefalatis: - herpes simplex virus type 1 - voorkeurlocatie frontaal- en temporaalkwab - taalproblemen, insulten, hallucinaties en hemiparese - aciclovir Auto-immuunziekte (MS) - Wittestof ziekte, demyelinisatie - vaak, oogzenuw, ruggenmerg of hersenstam Abcess (meer - meest voorkomend viridans streptococci and Staphylococcus aureus - Headache, Neck stiffness(occipital lobe abscess or leaked into a lateral ventricle), Change in mental status (cerebraal oedeem) Vomiting (increased intracranial pressure )
98
ICP verhoogd bloeddruk
CPP = MAP (mean arterial pressure) - ICP Klachten - GCS omlaag = cerebrale perfussie daalt - hoofdpijn = strek op de meninge, lang liggen op het hoofd mindere afvloed liqour kan dit verergeren - projectiel braken = vagus stimulatie, verdrukking van de n.vagus door ICP - Papilodeem= de verhoogde ICP leidt tot verminderde veneuze drainage, papil wordt blurrig - trias van cushing hoge bloeddruk lage hartslag abnormaal ademhaling Hypothalamus stimuleert Hogere ICP heb je een hogere bloeddruk nodig om de cerebrale perfussie in stand te houden
99
Capsula interna
Na de subcortex komen de motorische axonen bij elkaar in de corona radiata. het loop tussen de basale kernen richting de hersenstam
100
Capsula interna infarcten
- lacunaire infarcten (lacunair syndroom) - infarct in diep gelegen arteriolen - pure motor stroke
101
Pure motor stroke
- contraterale motorische uitval - afwezigheid van corticale tekenen of sensorische stoornissen - zwakte van het gezicht, de arm en het been unilateraal
102
Lacunaire syndromen
- pure motor stroke (posterieur van CI) - pure sensory stroke (thalamus VPL, VPM) - sensomotorische stroke - ataxische hemiparese (P. CI, CR, pons) - dysarthrie/clumpsy hand (P. CI, CR, pons)
103
lacunaire bloedingen
kleine arteriolen kunnen barsten, primaire diepe hersenbloeding, slechtere prognose dan lacunair infarct
104
Hersenstam vasculaire aandoening
infarct voornamelijk in de dorsolaterale medulla oblongonta bloeding voornamelijk in de pons (locked in syndroom)
105
Tractus corticobulbaris
N. ocullomotirus (III) wordt bilateraal geinnerveerd N. trochlearis (IV) wordt billteraal geinnerveerd N. trigemuns (V) wordt bilateraal geinnerverd (m. temporalis, m masseter kauwspieren) N. abducens (VI) wordt bilateraal geinnerveerd N. facialis (VII) wordt bovenzijde alleen bilateraal geinnerveerd , onderzijde wordt alleen contralateraal geinnerveerd N. 8 9 10 bilateraal ge innerveerd N.12 hypoglossus contralateraal geinnerveerd DUS uitzonderingen zijn: N. facialis alleen bovenzijde wordt bilateraal en onder contra N. glossopharyngeus contralateraal geinnerveerd (dus tong devieert van de leasie af)
106
Myelum
het myelum eindigt ter hoogte TH12-L1 onderste deel van myelum heet de conus medullaris onder conus bevindt zich de cauda equina (perifeer zenuwstelsel) LP onder L3 Dwarleasie boven C4 niet met leven mogelijk gezien N.phrenicus (diafragma) uit c4 komt
107
myelum degeneratieve ziektes
slijtage vooral cervicaal (meer beweging en lumbaal (meer druk) hypertrofie van de corpora met osteofytvorming en discusbuiign -> kanaal stenose (met name de pyramidebanen zijn gevoelig voor stenosering (deze bevinden zich aan de buitenkant) neurogene claudicatio (behandeling laminectomie)
108
Bottumor metastase oorsprong
prostaat long en borst tumoren metastaseren vaak naar de botten. tumoren kunnen drukken op het myelum. Asdruk pijn, kloppijn, progressie die erger bij het liggen
109
motorische voorhoorncell
celllichaam van het perifeer motirsch neuron uitval - atrofie - krachtverlies - fasiculaties - verlaagde reflexen
110
ALS
Ziekte van de voorhoorncel en piramidebaan zowel perifere verschijnselen als centrale verschijnselen vaker perifeer puur motorisch syndroom
111
Motorische voorhoorn ziektes
- infectieus: poliomyetits anterior acuta (post poliosyndroom) - spinale spieratrofie - degeneratief: ALS
112
Myelum ziektes
- traumatisch: dwarsleasie - degeneratief: kanaalstenose, neurogene claudicatio - oncologisch: metastase - inflammatoir: MS (myelitis transversa) - vasculair: hemangioblastoom
113
Hersenstam ziektes
Vasculair: bloeding pons (locked-in syndroom), infarcten (dorsolaterale medulla oblongata) Oncologisch en inflammatoir:zeldzaam
114
Spinale spieratrofie (SMA)
- enkel voorhoorncellen betrokken - veel langzamer progressief dan ALS (betere prognose) - Autosomaal recessief - Bij kinderen erfelijk - verschillende types 1 t/m 3 (waarbij 1 de ergste vorm) - klachten lijken op ALS er is spraken van SMA wanneer er na 3 jaar geen centrale uitval is
115
Poliomyelitis anterior acuta
- acute ontsteking van het myelum, het tast de voorhoorn cellen aan
116
Spinale wortel ziektes
- compressie van de spinale wortel (radiculair syndroom) - cauda equina syndroom - Polyradiculutis (Lyme borellia burgdorferi) - metastase naar de wervelboog
117
Radiculair syndroom (L4 t/m S1)
L4 laterale zijde bovenbeen, knie L5 Grote teen/mediale zijde onderbeen S1 kleine teen/laterale zijde onderbeen
118
Plexus ziektes
- neuralgische amyotrofie - compressie (tumor) - trauma (geboorte) - diabetes mellitus
119
Lokalisatie ziektes
- Cortex - Capsula interna - Hersenstam - Myelum - motorische voorhoorn - spinale wortel - plexus - perifere zenuw - neuromusculaire overgang (NMO) - spier
120
Neuralgische amyotrofie
inflammatoire of auto-imuunziekte van de plexus brachialis of lumbalis - begint subacuut, met extreme pijn (lijkt op radiculair syndroom) - uitval, zwakte, atrofie in meerdere gebieden - 10% autosomaal dominant - motorische problemen op de voorgrond
121
Perifere zenuw ziektes
Mononeuropathie - Carpaaltunnelsyndroom - Compressie n.ulnaris - aantasting n.radialis - compressie n.peroneus polyneuropathie - axonale polyneuropathie - demyelisineerde polyneuropathie
122
Carpale tunnel syndroom
- n. medianus verdrukt onder ligamentum transversum carpi - bij vrouwen onder hormonen (zwangerschap) vocht vasthouden - palmairzijde sensorisch middel vinger wijsvinger en deel van duim - tintelingen, uitval sensibiliteit vingers, uitval opponatie duim AO EMG , proef van tinel corticosteroid inject, nachtspalk of chirurgische decompressie
123
Klauwhand pathofysiologie
leasie onder de elleboog n.ulnaris n. ulnaris wordt spreiding van de vingers vrijwel onmogelijk, evenals metacarpofalangeale flexie in combinatie met interfalangeale extensie
124
N.ulnaris innervatie
als de zenuwe door de cubitale tunnel heen gaat innerveert hij - m. flexor carpi ulnaris - m. flexor digitorum profundus sensibiliteit over de mediale helft van de 4e vinger en de gehele 5e vinger Abductor digiti minimi Flexor digiti minimi Opponens digiti minimi Ring finger lumbricals Small finger lumbricals Dorsal and palmar interosseous muscles Adductor pollicis Deep head of flexor pollicis brevis
125
aantasting n.radialis
Letsel van de n. radialis veroorzaakt uitval van de polsextensoren en vingerextensoren, hoogte van de leasie bepaald de locatie van uitval. motorische innervatie dorsale zijde boven arm oorzaken - humerus fractuur - paralyse des amoureux - saturday night pulsy (compressie in oksel) AO EMG behandeling conservatief (alleen als er fractuur is)
126
predikers hand
n. medianus veroorzaakt uitval van een groot deel van pols- en vingerflexoren wijsvinger en duim flexie niet mee alleen als leasie hoger is dan mediale epicondylus
127
Compressie n.peroneus
klapvoet, n.peroneus innerveert de voetheffers
128
compressie neuropathie
kan herstellen maar kan enkele maanden duren, het myeline moet herstelt worden, bij zenuwcompressie is voorkomen het belangrijkst
129
Neuromusculaire overgang ziektes
Myasthenia gravis Lambert-Eaton myastheen syndroom
130
- axonale polyneuropathie
DM, terminale nierinsufficientie, alcoholisme, cytostatica en HAART middelen
131
Demyelisineerde polyneuropathie
guillan barre syndroom (subacuut binnen 4 weken)
132
Myasthenia gravis (MG)
Postsynaptische acethylcholine receptoren zijn bezet door autoantistoffen. spierzwakte dat ontstaat in de loop van de actie. puur motorische auto imuunziekte vaak de ogen gelaat bekkengordel symmetrisch
133
Spier ziektes
- metabole myopathieen - inflammatoire myopathien - spierdystrofieen symmetrische verdeling proximale krachtverlies
134
Neurologisch onderzoek perifeer
atrofie, fasiculaties (voorhoornleasie), verlaagde spierrekkingsreflex, tonus verlaagd of normaal
135
Neurologisch onderzoek centraal
verhoogde tonus, verhoogde spierrekkingsreflex, atrofie afwezig, geen fasiculaties, abnormale reflexen
136
hyperreflexie pathofysiologie
de pyramidebaan is normaal een inhiberende baan van de spierrekkingsreflex, deze valt nu weg
137
babinski pathofysiologie
extensiepezen van de grote teen wordt niet meer geremd -> hyperextentie van grote teen en spreiding tenen
138
spasticiteit pathofysiologie
vorm van hypertonie, minder inhibitie van de spieren (knipmesfenomeen). patient heeft gebogen elleboog pols (circumductie)
139
psuedobulbair syndroom
enkel bij dubbelzijdig letsel want de zenuwen worden dubbelzijdig geinnerveerfd. nu gaat de inhiberden functie verloren psuedobulbaire reflexen - snoutreflex - cornea mandibulaire reflex - glabellaire reflex (deze verdwijnen vanaf 1 jaar als myelinisatie voltooid word)
140
PMN leasie kliniek
atrofie fasiculaties (contractie van spiervezel niet gehele spier) geen pathofysiologische reflexen hypotonie hyporeflexie
141
Truncus sympaticus
Th1 tot L1
142
parasympatische zenuwen
cercvicaal en sacraal
143
Plexusvorming stappen
1) truncusvorming (supraclaviculair) 2) fasiculi vorming (infraclaviculair) 3) reorganisatie tot perifer zenuwen
144
1) truncusvorming
C5+C6 = truncus superior C7 = truncus medius C8 + Th1= truncus inferior
145
2) fasiculi vorming
reorganisatie op basis van ventrale en dorsale divisies fasiculus posterior - vanuit alle trunci fasiculus lateralis - krijgt tak vanuit de trunci medius fasciculus medialis - krijgt geen takken
146
3) reorganisatie perifere zenuwen
Fasculus posterior - n.radialis, n. axilaris fasiculus lateralis - n. medianus , n. musclocutaneus fasiculus medialis - n.ulnaris , n.medianus
147
N. axillaris
- Loopt door collum humeri onder het glenohumerale gewricht \ - kwetsbaar voor humeruskopfracturen en schouderluxaties - innervatie: m. deltoiudeus, m. teres minor
148
N.radialis
motorische innervatie dorsale zijde bovenarm loopt langs humerus dorsaal In de m. supinator splits zenuw in de diepe tak (n. internosus posterior) en oppervlakkige tak Diepe tak: spieren aan de laterale epicondyl (vinger extensoren) oppervlakkige tak: sensorisch handrug
149
N. musculocutaneus
Innervatie: Flexoren brachialis - m. brachialis - m. biceps brachii - m. caracobrachialis Ezelsbruggetjes; BBC
150
n. medianus
- loopt door m. pronator teres - innerveert de flexoren
151
n. ulnaris
flexoren pink en ringvinger m flexor digitorum,
152
Dura mater
2 bladen endostale blad: bekleed het schedelbot meningeale blad: vouwt naar binnen en vorm falx cerebri en het tentorium cerebri
153
Dura mater bloedvoorziening
a. meningea media aftakking van a maxilaris (afkomstig van a carotis externa)
154
Veneuze sinnusen meningea
- bevinden zich tussen de endosteale en meningeale bladen van de dura mater - intradurale ruimte - De arachnoïdea heeft uitstulpingen in deze sinussen (belangrijk voor de resorptie van liqour in het veneuze systeem) granulationes arachanoidea - ankervenen (lopen door de arachnoidea en liggen verankerd door de dura mater
155
Epidurale bloeding
- arteriele bloeding (a meningea media) - lensvormig hematoom - na trauma / schedelfractuur
156
Subdurale bloeding
- veneuze bloeding (ankervenen) - sikkelvormige hematoom - stoten van het hoofd - Tussen dura en arachnoidea
157
subarachnoidale bloeding
- aneurysma cirkel van willis - hoofdpijn, misselijkheid, - donderklap hoofdpijn (ergste hoofdpijn ooit) - LP bloeding in de liqour (Billirubine)
158
Cirkel van willis
Bestaat uit een voorste systeem en achterste systeem - a. cerebri media - a. cerebri anterior - a. cerebri posterior carotis interna ACOM PCOM a. Vertebralis a. bassilaris
159
Hersenen arterien
centrale takken - takken vroeg af en gaan direct omhoog het brein in (basale kernen, thalamus en capsula interna) corticale takken - leptomeningeale arterien, cortex heel lokaal van bloed voorzien
160
waterscheidingsgebieden
eindtakjes van meerdere arterieren een cortex gebied van bloed voorzien (met anastamoses) - infarct optreden bij een te lage perfussiedruk