Bijeenkomst 3 (H6,7) Flashcards

Cognitieve dissonantie, attitudes en attitudeverandering

1
Q

Cognitieve dissonantie

A

een onaangenaam gevoel dat wordt veroorzaakt door tegenstrijdige cognities of een handeling die in strijd is met de positieve opvatting van onszelf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Reductie van cognitieve dissonantie door

A
  1. Gedrag veranderen
  2. Gedrag rechtvaardigen
  3. Zelfbevestiging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Counterfactual thinking

A

neiging om alternatieven te creëren voor levensgebeurtenissen die al hebben plaatsgevonden; iets dat in strijd is met wat er werkelijk is gebeurd. “what might have been”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Post decision dissonance

A

Positieve kanten van keuze benadrukken en negatieve kanten van niet-gekozen benadrukken. Treed op wanneer iemand niet helemaal tevreden is over keuze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zelfrechtvaardiging

A

je eigen acties rechtvaardigen om zo het gevoel van zelfwaardering in stand te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

rechtvaardiging van inspanning

A

het aantrekkelijk vinden van iets waar je hard voor hebt gewerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

externe rechtvaardiging

A

het zoeken naar een rechtvaardiging van een actie die je hebt uitgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

contra-attitude gedrag

A

wanneer we een mening of attitude verkondigen die afwijkt van onze werkelijke opvattingen (er ontstaat cognitieve dissonantie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tricomponent attitudemodel

A

houdingen samengesteld uit drie componenten: affectief, cognitie, gedragsmatig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

op cognitie gebaseerde attitude

A

gebaseerd op iemand opvattingen en kennis van de eigenschappen van een attitudeobject

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

op affect gebaseerde attitude

A

gebaseerd op emoties of waarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

op gedrag gebaseerde attitude

A

gebaseerd op de observatie van iemand zijn gedrag tegenover een object

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly