Bijeenkomst 2: H4,5 Flashcards
Sociale perceptie en het zelf
Attributietheorie
Oorzaken van eigen of andermans gedrag verklaren
Dis-positionele attributies
interne attributies
Perceptuele saillantie
het belangrijk lijkende belang van de informatie waar men hun aandacht op richt
Zelfdienende attributie
de neiging om jezelf beter te beschouwen dan anderen. Succes doe je zelf en mislukking is door anderen en omgeving
Impressiemanagement
anderen overhalen om jou te zien zoals jij gezien wilt worden
Zelfsabotage
Jezelf onbewust tegenhouden om het leven te verwezenlijken wat je eigenlijk wilt
Overrechtvaardigheidseffect
Het vervangen van intrinsieke motivatie door extrinsieke motivatie kan ertoe leiden dat mensen de belangstelling voor een activiteit waarvan ze eerst genoten, verliezen
Tweefactorentheorie van emotie
een emotie begint als fysieke respons op een situatie. Daarna geeft het brein betekenis aan de situatie en op basis daarvan een gevoel
Misattributie van opwinding
een verkeerde verklaring voor onze arousal
Covariatiemodel
Een model om achter de verklaring van bepaald gedrag te komen. Kijkt naar meerdere voorbeelden van het gedrag, verschillende momenten en verschillende situaties
Covariatiemodel: interne attributie
lage consensus en distinctie, hoge consistentie
Covariatiemodel: externe attributie
Hoge consensus, distinctie en consistentie
Consensus
De mate waarin anderen zich net zo gedragen als de actor
Onderscheidend vermogen/distinctie
De mate waarin de actor zich hetzelfde gedraagt ten opzichte van andere stimuli
Consistentie
De mate waarin het gedrag tussen 1 actor en 1 stimulus hetzelfde is in verschillende omstandigheden over tijd