Bijbels Hebreeuws Vrolijk Oef. B1.6 Status Absolutus Nw, Lidw. Flashcards
1
Q
עיר גדולה
A
Een grote stad
2
Q
אל גדול
A
Eel gaadol, een groot God
3
Q
נער קטן
A
Nacar qaaton, een kleine jongen
4
Q
בן חכם
A
Been haakaan, een wijze zoon
5
Q
שיר חדש
A
Shiyr haadaash, een nieuw lied
6
Q
הבן הקטן
A
Habbeen haqqaaton, de kleine zoon
7
Q
האור הגדול
A
Haa’or hagaadool, het grote licht
8
Q
שם טוב
A
Seem toob, een goede naam
9
Q
איש צדיק
A
‘Iysh tsaddiyq, een rechtvaardig man
10
Q
מקום קדוש
A
Maaqoom qadoosh, een heilige plaats
11
Q
המקום הקדוש
A
De heilige plaats
12
Q
דבר טוב
A
Daabbaar toob, een goed woord
13
Q
שנה טובה
A
Shaanaa toobaah, een goed jaar
14
Q
רעה טוב
A
Roceh toob, een goede herder
15
Q
הרעה הטוב
A
Haaroceh hattoob, de goede herder