Belangrijkste rijtjes Flashcards
Vier typen van overheidsinterventie
- Overheid als producent
- Overheid als regelgever/handhaver
- Overheid als afnemer
- Overheid als herverdeler
Overheid als producent
- Zelf goederen prodcueren of diensten verlenen
- Publieke productie heeft grote invloed op prijsvorming en concurrentie in een markt
- Producerende rol is sterk afgenomen door privatisering
- Voorbeeld van producten: gas, water elektriciteit.
- Voorbeeld van diensten: zorg, onderwijs, post, mobiliteit
Overheid als regelgever en handhaver
- Overheid kan bedrijven en/of huishoudens verplichten tot bepaalde dingen te doen of na te laten.
- Regulering heeft grote invloed op allocatie van middelen en samenstelling productie en diensten
- Regulerende rol na sterke toename de afgelopen jaren iets afgenomen
- Voorbeeld: wetgeving, inkomstenbelasting, minimumloon
Overheid als afnemer
- Overheid neemt producten en diensten af bij (private) leveranciers voor eigen productie en eigen dienstverlening
- Consumptie heeft grote invloed op economie, bijv. meer concurrentie door betere infrastructuur maar ook prijsvorming door schaarste
- Afnemende rol van overheid is groot en wordt soms bewust ingezet om schokken op te vangen (infrastructurele projecten bijv.)
- Voorbeelden: aanschaf F35’s, inkoop van asfalt, inkoop van trainingen voor medewerkers, aanschaf van pand of kantoorartikelen
Overheid als herverdeler van inkomen
- Overheid kan geld van een individu/groep verplaatsen naar een ander individu/groep
- Vanwege solidariteit, maar ook (macro)economische argumenten voor (landen met grotere gelijkheid hebben structureel grotere economische groei).
- Herverdelende rol is niet strikt economisch, hangt af van politieke stromingen
- Voorbeelden: huurtoeslag, progressief belastingstelsel, deelname aan AOW, U-pas in Utrecht, subsidie van onderwijs
Hoe leidt competitie tot efficiënte markten?
Twee welvaartstheorema’s:
- Een competitieve economie is pareto-efficiënt
- Een pareto efficiënte allocatie kan worden verkregen via een concurrerend marktproces, mét de juiste initiële (her)verdeling van middelen
- Er is zijn veel verschillende pareto-efficiente allocaties, zie nutsmogelijkheden curve.
- Vanuit bestuurskundig perspectief: veel mogelijke allocaties geeft ruimte om andere zaken mee te wegen dan efficientie
Vier voorwaarden voor een competitieve markt:
- Perfecte competitie, veel vraag en aanbieders, geen prijszettende macht
- Markt open voor nieuwe toetreders
- Perfecte informatie -> geen asymmetrie
- Geen negatieve externe effecten
Drie facetten van pareto-efficiëntie
- Allocatie-efficiëntie
- Productie-efficiëntie
- Product mix-efficiëntie
Allocatie-efficiëntie
Perfecte afstemming van consumptie en productie, goederen gaan naar die mensen die er het meeste waarde aan hechten. Transactie vindt plaats op de best mogelijke deal; het budget wordt maximaal benut.
- Verdeling van een set goederen tussen consumenten.
- Persoon x houdt veel van product x, persoon y houdt veel van product y. Persoon x zou meer product x moeten hebben dan persoon y.
- Oftewel: efficiëntie betekent hier dat niemand wint bij het ruilen van goederen
- Marginale ratio van substitutie (MRS): hoeveel van 1 product wil je ruilen tegen een ander product. Als de MRS gelijkt is, levert ruilen niets op en is de allocatie efficiënt. Is de helling van de indifferentiecurve.
- Indifferentiecurve: combinatie van producten waar iemand onverschillig tegenover staat (net zo blij van wordt).
Productie-efficiëntie
Productie vindt plaats tegen de laagst mogelijke kosten; capaciteit wordt volledig benut
- Balans in de productie van een set van goederen. Allocatie-effcientie maar dan aan de aanbodkant
- Oftewel: de productie van product x kan niet verhoogd worden zonder dat de productie van product y verlaagd wordt.
- Marginale ratio van technologische substitutie (MRT). Hoeveel van één productiefactor (bijv. land) nodig is om een eenheid van een andere productiefactor (bijv. arbeid) te vervangen en dezelfde productie te behouden.
- Als de MRT hetzelfde is voor elk product, is de productie efficiënt.
Product mix-efficiëntie
Productie komt overeen met de behoefte; meer vraag naar product x, dan meer van product x.
- Match tussen de voorkeur van de consumenten en de productie van goederen
- Oftewel: de mix van producten die geproduceerd worden (voor een gegeven prijs) sluit precies aan bij de vraag voor die producten gegeven de prijs
- Marginale ratio van transformatie (MRT): hoeveel extra van product x kunnen we krijgen als we de productie van product y met één verminderen.
- Als marginale ratio van transformatie hetzelfde is als de marginale ratio van substitutie, is de product mix efficiënt.
- Marginale ratio van substitutie (MRS): hoeveel van 1 product wil je ruilen tegen een ander product. Hetzelfde als de prijsratio.
Zes vormen van martkfalen:
- Imperfecte concurrentie
- Publieke goederen
- Externe effecten
- Onvolledige markten
- Imperfecte informatie
- Werkloosheid en ander macro-economische effecten
Imperfecte concurrentie
Als gevolg van:
- Monopolie: één aanbieder
- Oligopolie: klein aantal aanbieders (of een paar grote aanbieders en veel kleine), vaak bij markten met toetredingsbarrières zoals kennis en kapitaal
- Monopolistische concurrentie: veel aanbieders die een net ander product aanbieden. Kledingwinkels of hotels. Bieden een heterogeen product aan ipv een homogeen product
- Natuurlijke monopolie: nutsvoorbeelden, alleen op een bepaalde schaal productie mogelijk
Publieke goederen
Goederen die:
- Niet-uitsluitbaar zijn én
- Niet-rivaliserend zijn
- Marginale kosten zijn nul, waardoor de markt de goederen onvoldoende aanbiedt
- Marginale baten zijn hoger dan de marginale kosten, geen optimum. Leidt tot onderconsumptie. Men wil het product wel, maar door lage marginale kosten komt er geen prijs tot stand, ondanks de hogere marginale baten
- Free-rider gedrag speelt een rol door niet uitsluitbaarheid van goederen. Bereidheid om de juiste prijs te betalen is laag.
- De meeste publieke goederen zijn zogenaamde niet-zuivere publieke goederen: het is mogelijk om toch mensen uit te sluiten of het goed is wel rivaliserend. Marginale kosten zijn hier groter dan nul.
- Een zuiver publiek goed is een extreme vorm van een extern effect -> omdat iemand meer van een goed koopt hebben ook anderen er profijt van door de niet-uitsluitbaarheid en niet-rivaliserendheid van het goed.
- Lokale (dijk) en mondiale publieke goederen (wereldgezondheid, klimaat, kennis). Vereisen collectieve actie
Externe effecten
Effecten die optreden die niet inbegrepen zijn in de prijs/kosten.
Positief en negatief:
- Positief: onderwijs, gezondheidszorg, goed onderhouden voortuin
- Negatief: vervuiling, afval, file, gokverslaving,
- Negatieve externe effecten: belasten is oplossing. Transactiekosten spelen hierbij een rol
- Bij positieve externe effecten is subsidiëren een oplossing. Er wordt te weinig aangeboden en/of voor een te hoge prijs
- Bij negatief: marginale sociale kosten zijn hoger dan marginale private kosten, leidt tot overproductie van goederen die negatieve externe effecten produceren.