Begrippen Toetsweek Flashcards
Waterkringloop
Het proces waarbij zeewater na verdamping uit zee via wolken en neerslag (korte kringloop) en via grondwater en rivieren (lange kringloop), weer terugstroomt naar zee.
Zoet water
Water waarin weinig zout is opgelost. Drinkwater is zoet water.
Zout water
Water waarin veel zout is opgelost. Zeewater is zout water.
Oppervlaktewater
Water dat je kunt zien, zoals meren, vennen, rivieren en zeeën.
Grondwater
Water dat niet meer zichtbaar is, omdat het in de bodem en in gesteentes is getrokken.
Landijs
IJmassa’s die op het vasteland liggen.
Gletsjer
Groot ijspakket in de bergen, dat ontstaan is door opeenhoping van sneeuw.
Waterbalans
De hoeveelheid water die een gebied binnenkomt en uitgaat.
Nuttige neerslag
Het verschil tussen neerslag en verdamping (dus wat je aan water overhoud).
Infiltratie
Het in de grond indringen van water.
Fossiel water
Water in de grond dat stamt uit eerdere tijden.
Aquifer
Waterhoudende laag in de ondergrond.
Vernieuwbaar water
Water dat in het tempo aangevuld wordt waarin het verbruikt wordt.
Niet-vernieuwbaar water
Water dat niet of maar heel langzaam wordt aangevuld, waardoor het opraakt (bijvoorbeeld in een aquifer).
Duurzaam waterbeheer
Waterbeheer waarbij alleen de voorraad vernieuwbaar water wordt verbruikt.